Onderaan het verslag staan de foto's
30 augustus - 23 september Tegenwoordig sta ik vaak ’s avonds nog even buiten. De zon is al onder en de sterren staan helder aan de hemel. Telkens wanneer we op een andere plek staan kijk ik omhoog naar waar de Grote Beer nu staat. Zoekende vind ik hem altijd, mits er geen wolken voor zitten. Een camperplaats kan overdag nog zo saai zijn in de nacht wanneer alles in het donker gehuld is ziet alles er hetzelfde uit. De ene keer op een mooie kustlocatie of in de bergen, de andere keer op een doodnormale parkeerplaats midden in een stad. Één van de gesprekken die we laatst nog hadden met andere reizigers was dat zij steeds op zoek zijn naar dé ideale plek. Wij hebben inmiddels gemerkt dat het niet om dé ideale plek gaat met het meest mooie uitzicht maar dat de details een locatie bijzonder maakt. We reizen in dit verslag van Kroatië naar de grens van Griekenland. We zullen van Kroatië naar Bosnië-Herzegovina (BiH), Montenegro en Albania tot de grens van Griekenland rijden. Op zoek naar de details. Onderweg zijn we veel reizigers tegengekomen die hetzelfde ondernemen als wij. Vaak nog maar een paar maanden onderweg maar het doel is gelijk. Reizen, ervaren en genieten. We pakken de route weer op in national park Krka in het zuiden van Kroatië op 30 augustus. We rijden over de mooie wegen, groene heuvels voor ons en diepe kloven rechts van de weg. De wegen liggen als penseelstreken door de heuvels. Kroatie-vervolg (30 augustus) We rijden via het mooie Park Krka iets naar beneden in de richting van de stad Split. We hadden van Svetlana goede verhalen gehoord over de stad én ook onze reisgids is enthousiast, zo ver een papieren boekje enthousiast kan zijn, het is tenminste positief geschreven. We zakken iets af en doorkruizen een bergachtig gebied om uiteindelijk bij een klein verschrikkelijk toeristisch plaatstje te stoppen. Op een beetje braakliggend parkeerterrein stonden een aantal campers, we besluiten toch iets verder te rijden het binnenland in, hier waren nog een aantal andere locaties, volledig legaal en vanuit de gemeente geregeld, een unicum in Kroatië. Het voelde uiteindelijk wel erg afgelegen en reden de weg weer terug naar dat terrein, we passeren klein gebouwtjes, een boerderij en één van de vele autosloperijen die dit gedeelte van Europa rijk is. We parkeerden Otto naast een Duitse bus. We raken in gesprek met dit leuke stel. Een leuke gezellige avond volgt waarin zijn ons trakteren op drankjes en hapjes en wij hen vergezellen van onszelf. We wisselen verhalen uit en waar zij voornamelijk het verlangen naar lang reizen uitspreken maar de realiteit is dat ze binnen enkele dagen weer naar de werkelijkheid van een baan en hun leven in Duitsland toe rijden. De dag erna rijden we naar Split. Op het strand van Split parkeren we de camper, het wordt hier gedoogd, we hebben internet en een schoon en fris strand voor de deur. De was was ook weer een hoofdzaak en dit blijft lastig hier in de Balkan. Mijn advies voor iemand die ooit een bedrijf op wil zetten is heel veel wasserettes opzetten in de bekende steden van de Balkan met voldoende parkeergelegenheid. Uiteindelijk hebben we er één gevonden. We besluiten na een dagje stad dit direct te doen. We parkeren de camper op een betaalde parkeerplaats vlakbij het centrum en lopen naar het witte stadje. De ommuurde stad is oud, het is al laat in het toeristenseizoen dus de straten zijn rustig. Hier en daar zie je de georganiseerde reizen met bijbehorende reisleider mét bordje voorbij komen. We lopen het oude stadje in via de zilveren poort. We komen zo op het bekende plein, Iedereen staat met zijn camera gericht op die witte toren, zittend op de stoep, het beste plaatje schietende, wij kunnen niet achterblijven en doen mee. De straatjes hierom heen zijn smal. Behoorlijk authentiek met hier en daar wat aanpassingen voor de toerist. De straatjes zijn gelegd met grote marmeren tegels, de verbindingsbogen tussen de gebouwen houden de schuin soms wat ingevallen gebouwen ogenschijnlijk overeind. Slenterend door dit wonderschone stadje komen we uit bij het park. Het is warm en vragen één van de tuinmannen of hij Doeska nat wil spuiten. Als een verzopen kat komt ze uit de regendouche. De stad voelt fijn aan, een prettig vibe. We rijden naar het adres van de wasserette, de navigatie leidt ons door wel erg smalle straatjes vlakbij het oude centrum van de stad. We besluiten met ons zojuist aangeschafte wifi kastje een ander adres te vinden. Zo komen we uiteindelijk uit bij een wasserette van een allervriendelijkste man. Hij had de zaak net opgezet en hij en zijn vrouw bestieren de boel. Op het moment dat ik binnenliep lag er nogal veel was van een andere klant (hotel). Wij konden de spullen laten liggen, hij zou het wassen en konden het later ophalen. We reden weer terug naar het strand, parkeerden Otto en genoten van het schone strand, de zon en de heerlijke temperatuur. Enkele uren later haalde ik de was op. Het was schoon, gewassen, gedroogd en opgevouwen. Wat een service. En dat voor minder dat 12 euro. Normaal zouden we hiervoor minimaal 25 euro kwijt zijn. Terug naar het strand, direct bij aankomst word ik aangesproken door een stel wat aan het reizen is door het land met alle verbodsborden om wild te kamperen met een caravan. Een beetje een verwilderde vrouw vraagt of ik denk of het goed is. Een blik richting de bijna sloop caravan en ik zie 3 kinderen ronddansen en haar man buiten een sigaretje roken. Ik zeg dat het hier geen probleem is, maar dat ze het best verder op kunnen staan, geen last van de strandcafés en de harde muziek tot laat in de nacht. Eigenlijk was dat meer een egoïstische aanbeveling. Dit ogenschijnlijk zooitje ongeregeld kon wel eens voor veel lawaai zorgen en wij wilden graag een rustige nacht. Ach ja af en toe moet je ook aan jezelf en je meisjes denken. De dag erna pakken we het boeltje op en rijden we verder naar beneden, Kroatië in. Om uiteindelijk op een wat verlaten stuk strand uit te komen. De route hiernaartoe was geweldig, de weg slingerde langs de kust, met het heldere water rechts van je en hoge bergen links. Na een wat onrustig nachtje vanwege de wind rijden we het binnenland in. Bosnië-Herzegovina (2 september) Vandaag rijden we Bosnië-Herzegovina in. We zijn een beetje gespannen. Het is het eerste land dat we inrijden wat nog niet tot de EU behoord en we hadden al wat horror verhalen gelezen over de grens controle. De weg naar de grens was goed, de tijd voordat we eindelijk aan de beurt waren was bizar te noemen. Het was alsof het hoogseizoen was voor de grens van Frankrijk voor de grenzen nog dicht waren. Na 1,5 uur mochten we eindelijk doorrijden en was het werkelijkheid. We hielden Doeska angstvallig laag, haar paspoort binnen handbereik maar bewust niet direct afgegeven. Uiteindelijk mochten we door, zonder al te veel moeite. Direct over de grens bij het opvallend keurige tankstation stopten we. Even internetten en naar het toilet. Zo’n 5 km na dit keurige tankstation was het gedaan met de snelweg. Grote rotsblokken markeerden het einde van deze weg in aanbouw. Onze eerste stop waren de Kravicé watervallen. Een toeristische trekpleister vlak over de grens. Onze navigatie protesteerde en klaagde dat er geen wegen bekend waren. Uiteindelijk zijn we de borden langs de kant van de weg maar gaan volgen om uiteindelijk bij de plaats van bestemming uit te komen. Otto geparkeerd, de sloten driedubbel gecheckt want ja je bent toch in een voormalig oorlogsgebied, kaartje gehaald en samen met Doeska naar beneden gelopen. De watervallen zagen er van bovenaf mysterieus uit, water wat in een soort gedrapeerde waaier langs rotsen en bomen naar beneden stroomt, kristal helder met een beetje een groene blauwige kleur. Het was mooi dat tezamen met een bosrijke omgeving zag het er idyllisch uit. Via een vrij steile weg liepen we naar beneden, goed aangelegd met hijgende, puffende en kreunende mensen die de weg omhoog zochten tegemoet lopende. Uiteindelijk kwamen we aan bij een zand plaat, het meertje wat door de waterval gevormd was, was aan alle kanten volgebouwd met cafeetjes de één netjes en keurig, de ander een gammel gebouwtje wat nog maar net overeind bleef staan. Het is er druk, de toeristen verdringen zich allemaal om de beste foto te maken. Wij staan te staren naar dat heldere water wat uit een bergwand komt en verdwijnt in dat poeltje. Af en toe neemt iemand er een duik in, het is koud en grijs die dag maar voor sommigen is dat geen belemmering. We maken nog wat foto’s, lopen terug via een gammel één persoons bruggetje zonder railing met Doeska op de arm. Voor ons loopt een vrouw in een Boerka, zichtbaar geschrokken dat we een zwart hondje vasthebben. Bovenaan wederom bij de camper kijken we nog een keer over de rand kijkend naar de waterval, de gebouwtjes die daar beneden het beeld van een ongerept natuurverschijnsel vertroebelen vallen hier weg achter de bomen. We rijden verder via de weg die niet op de navigatie staat maar als enige weg dient om verder te rijden. De dorpjes doen hier wat troosteloos aan. Het grijze weer speelt parten maar de armoede en het gebrek aan infrastructuur is zichtbaar. Een paard en wagen, ezels en geiten passeren we links en rechts soms loslopend, soms gemend door een herder. Verderop ligt, op weg naar Mostar ligt het stadje Počitelj. Een Ottomaans stadje bijna puur in vorm. De straten zijn nog gelegde met grote keien wat het lopen voor ons en Doeska moeilijk maakt. De sfeer in het dorpje is gemoedelijk, het hoogseizoen is voorbij, de meeste tentjes hier zijn dicht, enkele lokale mensen zitten op straat na te keuvelen. De piepkleine moskee heeft zojuist geklonken. Renée en ik gaan één voor één naar binnen. Natuurlijk betreden we zonder schoenen het gebedshuis. Het is er wit, helder en op de grond ligt een groot rood Arabisch kleed. Midden in het kleine gebedshuis zit één man volledig in ornaat te bidden. Met zijn hoofd diep gebogen. De cupola met minaret van de moskee prijken aan de horizon van het kleine dorpje, het is zonder het te zijn het middelpunt van het oude stadje. We lopen verder omhoog uitkijkend over het stadje, links van ons. We lopen we het oude fort binnen hoog op de heuvel. Het is een ruïne, een echte, geen balustrades om een val naar beneden af te wenden, geen waarschuwingsborden maar met mooi uitzicht over het stadje met het middelpunt zonder in het midden te staan, de glooiende weg die we zojuist gereden hadden en de reflecteerde rivier die de glooiende weg flankeert. Mostar roept. Otto wordt gestart, de weg is hier goed en we rijden snel verder. Dichtbij de 2de grootste stad van BiH verandert de omgeving. De industrie verschijnt, hier en daar zie je dat er nieuwe gebouwen worden gebouwd maar nog met de vele autowrakken zonder kenteken en de stapels afval ervoor. Wij rijden rustig door, ons exact aan de snelheid houdende omdat we hadden gehoord dat de politie graag een misstand beboet en zich vervolgens laat omkopen. In de stad zouden een aantal gratis plaatsen zijn. We rijden via de nauwe straatjes met hier en daar gebouwen nog zichtbaar beschadigd door kogelinslagen of granaatexplosies. Via één van de bruggen rijden we uiteindelijk links langs dé brug van Mostar. We vinden niets en rijden via een omweg uiteindelijk naar een camping, de warme douche die dat in het vooruitzicht stelde maakte alles goed. Het was namelijk nog steeds grijs en regenachtig. De eerste regen sinds 4 maanden in deze regio en juist op die dag kwamen wij aan. De camping die we toevalligerwijs aandeden bood alles aan voor 10 euro. Een koopje. We rijden het terrein op en worden door niemand begroet. Het kampeerterreintje wordt gedeeld met een appelboomgaard wat oude speeltoestellen en ogenschijnlijk nette douches en een toilet. De wifi hadden we ook al snel te pakken. We konden dus alles doen wat we nodig dachten te hebben. Al snel komen er twee auto’s het terrein oprijden. Ze maakten duidelijk in gebrekkig Engels dat zij niet de eigenaar waren maar dat ze die nu belden. En ja hoor zo’n 10 minuten later kwam er een oude witte enigszins gedeukte Renault 4 het terreintje oprijden, de flamboyante eigenaar keurig gekleed en zijn vrouw gehuld in galajurk en opgestoken haar stapten uit het contrast tussen auto en uitstraling kon bijna niet groter zijn. We kregen de tour en kregen te horen dat wij vanavond de baas waren want, ze moesten direct weg. Een bruiloft was immers belangrijker dan gasten op je camping. En zo hadden we het rijk alleen met één andere maar tot dan toe onbehuisde camper. Het begon te regenen, nog voordat het doorzette liep Renée naar de douche. Rillend kwam ze 10 minuten later terug, het is een koude douche godver. Ook ik moest er aan geloven. Eindelijk een douche en dan is die koud en dat met dit weer. Optimaal gebruik makend van het internet, downloaden we een aantal films om de voorraad op pijl te houden. De volgende dag vroeg staan we alweer op, voordat we wegwilden moest het toilet nog geleegd worden. Het loospunt zoals de beste man vertelde was iets verderop zo wees hij naar een 1000 liter vat wat normaal gebruikt wordt voor vers water. Ik liep tot achterin de boomgaard en vond daar een vat wat praktisch tot de nok toe vol zat. Ik leegde de toilet want we moesten het kwijt. Het klotste er overheen, ik ging bijna over mijn nek. Naspoelen en het schuim liep over de schroefrand heen. En toen moest de de dop er nog op. Het was niet een van mijn mest trotse momenten, zeg maar. In Mostar was een betaalde parkeerplaats, veilig maar voor deze regio erg duur. Het was 5 minuten lopen van de oude brug die in de burgeroorlog volledig verwoest is. Inmiddels naar eer en geweten hersteld en een toeristen trekpleister voor velen. Onder de brug stroomt de heldere en diepe rivier. Dit is ook de plaats waar regelmatig schoonspring wedstrijden worden gehouden. Het is enorm druk, bijna drukker dan elders de afgelopen periode. We lopen via het oude keien steegje geflankeerd door de vele koffietentjes en toeristenstalletjes naar de Stari Most, oftewel de oude brug, links hangt een plakkaat met de tekst “don’t forget ’93” refererend naar de oorlog en de vernietiging van deze historische stad. Het is dringen geblazen op de brug de vele toeristen allen met paraplu drukken de scherpe punten onbewust soms recht in ons gezicht. Totaal niet bewust van het onhandige antiregenmiddel. De straten verderop zijn nog steeds druk en spekglad, de grote kiezels die de straat vormen maken het een uitdagende wandeling. Achter ons ligt de hoge boogbrug met aan beide zijden het oude deel van het stadje en daar achter beginnen de wat nieuwere gebouwen, soms volledig opgeknapt anderen nog beschadigd door de vele kogelgaten en hierdoor soms volledig verwoest en verlaten. We besluiten dan dat we niet naar Sarajevo rijden. Het zou de route voor ons totaal anders maken en we wilden met goed weer in Griekenland zijn. En dat betekende nu al keuzes maken zoals deze. We besluiten dan ook vandaag na zo’n 36 uur in BiH het land via een lange route door de bergen weer uit te rijden. De route gaat over soms slechte wegen, onoverzichtelijke bochten en door kleine dorpjes, het is ook dat deze dorpjes vol met mannen zitten op het terras die je met een glimlach op het gezicht aanstaren en nazwaaien. We voelen ons prettig in BiH maar de overnachtingsmogelijkheden zijn niet echt voorhanden en het weer is slecht. We hebben wel het gevoel, terwijl we daar door de groene glooiende heuvels van BiH rijden met weinig verkeer dat de gemiddelde locale het niet erg zou vinden wanneer we hadden besloten de camper ergens uit het zicht voor een nachtje te parkeren. De kloven zijn diep, de heuvels hier en daar nog nasmeulend van één van de vele bosbranden. We passeren kleine dorpjes waar de tijd stil heeft gestaan. Soms voelen ze volledig verlaten, een zwerfhond hier en daar en een koe aan een touw die de randen langs de weg heeft om leeg te grazen. Zo’n 20 km voor de grens besluiten we de camper vol te gooien met de goedkope diesel, een hypermodern tankstation vlakbij een armetierig dorpje waarschijnlijk speciaal gemaakt voor de doorreizigers valt uit de toom met de kleuren geel en rood. De camper volgegooid en we rijden weer verder. De heuvels worden hier steiler, de haarspeldbochten verschijnen weer en we klimmen langzaam omhoog om de uiteindelijk via een kloof af te dalen. Een vallei daar beneden klinkt Kroatië weer in. De grenspost gebouwd aan de zijkant van een berg rijden we over en zonder problemen rijden we de beide posten weer voorbij. We rijden naar onze plek van de nacht. Dubrovnik (4 september) We hadden foto’s gezien, verhalen gelezen en Dubrovnik stond hierdoor hoog op de lijst om te bezoeken. De parkeerplaats, oftewel overnachtingsplek was een plek vlakbij een haventje. Laat in de middag nadat we de zoektocht voor een nieuwe gasfles bijna hadden opgegeven kwamen we hier aan. Kleine vissersbootjes, de heuvels, de kustweg en de heldere zee lagen voor ons. Af en toe kwam er een miljoenenjacht langs varen. We aten wat, relaxten een beetje na van de lange rit. Laat op de avond parkeerde er nog een camper naast ons, een jong stel uit Spanje met een gehuurde wit nieuwe camper kwamen enthousiast naar ons toe. En vroegen of we dachten of het goed was hier te staan. Wij gaven aan dat het kan maar dat het zeer goed mogelijk is hier in het land van verbodsborden, vannacht worden gesommeerd weg te moeten. Enigszins gerustgesteld gingen ze terug naar het witte mobiele huurhuis, Renée en ik gingen vroeg slapen, morgen zouden we de stad gaan bekijken die we die middag al van bovenaf hadden bewonderd. Om één uur werden er geklopt op de camper, 3 agenten stonden aan de zijkant. Ik kijk via het kleinste raampje naar buiten en praat met de beambten. We zeggen dat we een noodstop maken, terwijl ik aan het graaien was naar mijn bril en de beste heren scherp wilde zien. Het was tevens het meest legitieme excuus. De agenten wilden er niets van weten. We hadden een uur om weg te zijn. En ja hoor, ook onze buren en 2 andere camperbusjes moeten vertrekken. De Spanjaarden zijn een beetje in paniek, dit was hun 2de dag onderweg na een lange ferry en camperrit uit Madrid en wisten niet goed wat ze aanmoesten met de situatie. Wij stelden ze gerust. Andere plek zoeken en morgen weer verkassen, niets aan de hand. Wij reden vervolgens een stukje zuidelijker en kwamen uiteindelijk vlakbij een zoet waterstelsel met enkele kleine gemalen uit. Het natuurgebied 30 km onder Dubrovnik werd waarschijnlijk weinig bezocht door toeristen. We parkeerden Otto en vallen met het geruis van het klotsende water in de smalle goten naast ons in slaap. De volgende ochtend alweer vroeg uit de veren. Dubrovnik stond dan eindelijk op de planning maar ook het gebied waar we de nacht hadden doorgebracht. We halen de zonnereflectoren van de ruiten. De eerste auto die langs komt rijden is voorzien van een zwaailicht en bestickering. De politie hier doet dus blijkbaar niet moeilijk. De wandelpaden door dit stukje natuur zijn een beetje rommelig aangegeven maar leiden ons door allerlei stukjes bos, een bruggetje hier en daar verbindt stukken met elkaar die anders door de vele riviertjes moeilijk te bereiken zouden zijn. Na een korte nacht kijken Renée en ik elkaar aan. Een diepe zucht want de brakheid overmande ons een beetje, maar we wilden graag naar Dubrovnik alleen het parkeren is er een drama. We besluiten rond te rijden en maar te hopen dat we ergens een betaalde plek zien waar we veilig kunnen staan. Na kilometers door de straten van het nieuwere gedeelte van de stad te hebben gereden én zelfs bij de plaatselijke busdepot te hebben gevraagd of we daar een paar uur betaald mochten staan hadden we de moed bijna opgegeven. De allerlaatste poging was of we bij de stadscamping, die 5 kilometer uit het centrum was, te proberen of we daar mochten staan voor de ochtend. En het kon, dus na alles te hebben geprobeerd waren we uiteindelijk 500 meter verwijderd van de plek waar we die nacht nog waren weggestuurd. We konden er staan voor minder dan een euro per uur. Ik heb Renée en Does snel afgezet bij de poorten van de stad om zelf snel naar hen toe te reizen met de stadsbus. Exact een uur later stonden we samen bij één van de poorten van Dubrovnik. En die poort luidt de nauwe straten van deze historische stad in. Diepe straten, steil naar beneden, hordes toeristen die ze moeizaam aan het beklimmen zijn. Wij stonden al boven en kunnen dus rustig langs de stadsmuur lopen. De stad staat nog vol met authentieke panden. De was die buiten hangt, contrasteert tegen de soms fletse kleuren van de huizen en geeft nog meer dimensie aan de soms verlaten steegjes. De fragiele huisjes hier boven worden omgeven door een enorme muur. De stadsmuur omarmt de oude stad. En het gros wat hier staat is nog van toen, niet van nu. Ookal is het al laat in het toeristenseizoen de toeristen zijn er nog. Het is goed voor te stellen hoe het hier in de piek van het jaar is. Je zou dan volgens ons letterlijk over de hoofden kunnen lopen. Eenmaal beneden zijn de straten wijder. Ook staan hier de meest bekende kerken en kathedralen. We lopen een stadswandeling die op één van de gratis kaarten staat, hierdoor komen we o.a. langs een gat in de muur, aan de andere kant is op een nauw platform een restaurantje gebouwd met terras. Het uitzicht aan de andere kant van die muur, zonder dat je eigenlijk op land staat en bijna boven de zee zweeft is op z’n minst bijzonder te noemen. De blauwe zee en de lucht lopen praktisch in elkaar over, de witte parasollen van het cafe maken het geheel nog aantrekkelijker en zomerser. De muur van de stad buigt naar rechts en hierdoor zie je het einde niet. De grote rotsblokken houden die muur van deze mooie authentieke stad vier omhoog. Even later zitten we weer in Otto en rijden we naar het meest zuidelijke puntje van Kroatië. We pikken wifi op en schrijven wat berichtjes, de grenspost van Kroatië en Montenegro ligt op een glorieus punt op ons te wachten. De weg gekerfd in de bergen die aan de onderkant wordt omringd door de zee behuisd de twee ambtelijke huisjes. De baai van Kotor zien we ook al. De lichtjes van Montenegrijnse huisjes flikkeren die nachten ons tegemoet. Montenegro (7 september) Na twee dagen relaxen en de laatste mb’s van onze toeristen bundel opgebruikt te hebben rijden we die grens over, een steile weg omhoog en daar staan ongeveer 25 auto voor de Kroatische post te wachten. Iedereen wordt gecheckt, paspoort gescand en de achterzijde van elke busje moet worden opengemaakt. Wij schuifelen rustig mee. auto voor auto schuift het op. Uiteindelijk reizen we weer rustig de grens over. Wij hoeven enkel de paspoorten te laten zien en te zeggen dat we met z’n tweeën zijn. Bij de Montenegrijnse grens volgt hetzelfde liedje alleen moeten we hier de groene kaart laten zien, om te bevestigen dat we ook verzekerd zijn in Montenegro. Montenegro is op papier een beetje een vreemd land. Het ligt in Europa, is geen lid van de EU maar heeft wel de Euro. Het staat bekend als vrijhaven voor criminelen omdat er geen uitleveringsverdrag is. En het zal er wel niets mee te maken hebben maar we zien hier direct veel Russische kenteken platen rondrijden. Maar goed we rijden verder, de Baai van Kotor onthult zichzelf vlak onder ons. Hoge bergen links, een weg die gedrapeerd is aan de voet van deze baai en geflankeerd wordt door de zee, geheel tot aan Kotor. De slingerweg leidt ons tot aan de haven van het piepkleine maar hyper toeristische stadje Kotor. Iets verderop op een braakliggend terreintje parkeren we Otto. Op het terrein staan meerdere campers geparkeerd vlak aan het water. Één van de campers is Nederlandse, een groene Mercedes bus uit de jaren 80. De dieselmotor wordt gestart en de 2 Hollanders zwaaien naar ons terwijl we staan te kijken en terug zwaaien. Zij rijden verder. Wij lopen naar het stadje. Doeska huppelt vrolijk mee. We komen aan bij de ommuurde mini stad, lopen onder de oude poort door en komen direct op een soort plein. Cafeetjes met volle terrassen, souvenirwinkeltjes en reisleiders met de bekende paraplu of bordje met nummer komen we tegemoet. We kijken nog even door die poort, aan de andere kant ligt een relatief klein cruise schip van Tui reizen. We lopen weer tegen de stroom in en lopen het stadje door, kleine huisjes, scheef gebouwd maar nog vier omhoog staand. De oude pandjes zitten allen vol met restaurantjes, pizzeria’s en kleine winkeltjes. De ongelijke straten maakt het lopen voor Does soms wat lastig maar niet te min, loopt, snuift en stiefelt ze mee. We bekijken een kerkje en eigenlijk na zo’n uurtje hebben we het wel gezien. Leuk stadje maar om er nou een baai naar te noemen. We lopen terug naar de camper, we drinken nog wat en zetten de weg in naar boven. Een weg die aanvankelijk prima te doen was leidt een zigzag weg in met 24 haarspeldbochten. De weg is smal, net ruim genoeg voor 2 personen auto’s. Bij bocht 4 komt de eerste touringcar bus van boven en wij moeten op deze smalle weg met diepe geulen links en rechts en soms laaghangende bomen achteruit rijden naar een kleine parkeerhaven bij de vorige haarspeldbocht. Achter ons rijdt een auto die niet begrijpt wat we aan het doen zijn en maakt het hele verhaal nog iets complexer. Achter de eerste touringcar komen er nog 3 aan. In colonne rijden ze vlak langs ons heen. Onze spiegel raakt de eerste bus bijna. Bij bocht 10 komen we er nog 3 tegen. Inmiddels hebben we een agressief rijdende Montenegrijn voor ons rijden en deze komt geïrriteerd en hard achteruit aanrijden bij de volgende tegemoetkomer. Tot zo’n 20 cm voor ons remt hij eindelijk af. Wij rijden rustig omlaag, pakken weer een plekje in de berm en wachten geduldig tot de bussen vol met woestijn pet dragende toeristen langs gereden is. Eindelijk na de 24 haarspeldbochten zijn we boven. Het uitzicht over de Baai van Kotor is hier geweldig, de zee spiegelt, glinstert je tegemoet. Hoge bergtoppen zonder sneeuw, maar juist met vel groene bomen omringen het ingesloten water. In de haven van Kotor begint het cruiseschip van Tui langzaam in beweging te komen. Zij varen naar de horizon. Wij rijden nog iets hoger de bergen in. De locatie voor de nacht is een plek vlak bij een rangerhut. De lokale boswachters en het toeristencentrum zitten hier gevestigd. We rijden via een groen bos, naar de plek, langzaam begint zich aan de linkerkant van de camper een zicht te ontwikkelen van een totaal in as gelegd stuk bos. De droogte en het vuur heeft hier dus ook gewoed, gelijk aan de rest van Zuid-Europa. Het contrast is enorm. Het lijkt van bovenaf net een soort maanlandschap. Iets verderop is het weer een echt bosgebied. De locatie voor de nacht komt in zicht. Het toeval wil dat hier de groene Mercedes bus ook weer staat. De Nederlanders die er in zitten zijn hartelijk. Hij heet Wilco en zij Lieke. Zij eind 20 en hij 30. Nog maar net begonnen (4 maanden) met reizen en toch al veel gezien. Het ultieme plan is voor ze om naar Iran te reizen. Tijd hebben ze genoeg en ze zijn goed voorbereid weggegaan. We raken in gesprek en ook de buurman tevens in een busje vergezeld ons aan een picknick tafel die voor onze campers staat. We eten een snackje en drinken een biertje. De avond valt al snel. Het wordt fris. Lieke en Wilco hebben een oven in de camper, iets wat voor ons pure luxe is. Hierdoor komen de gesprekken al snel op eten en wat we missen. Een lekker lasagne óf ovenschotel óf ovenfriet! Alleen de gedachten al. Lieke geeft aan dat we morgen wel pizza kunnen maken. Een hemelse maaltijd. Verse pizza uit de oven. De avond valt ,we trekken ons allen terug in de camper. De volgende dag hadden Renée en ik bedacht om het rondje te lopen, hard te lopen, dat wel. Er is een route van 7km die je door de verschillende bossen laat lopen en ook een stukje door het verbrande gedeelte. De dame van het toeristenkantoor zei “do not follow the signs”. Waarom werd snel duidelijk. Het eerste stuk is prima, zelfs vlak, daarna na zo’n 2 km komen we op het maanlandschap. De paden zijn weggeslagen en je ziet alleen platgestampte grond waar vaker mensen lopen. We volgen het pad, de bomen zijn zwartgeblakerd, de grond is nog warm en hier en daar smeult er nog een stuk hout. Halverwege komen we een groep tegen met toeristenbegeleider en vraagt ons van een afstand of we aan het trainen zijn voor een marathon, ons antwoordt nee, puur voor de lol. De oudjes met safarihoed zuchten van ongeloof. En zwaaien ons tegemoet met de nordic walking sticks bungelend aan hun polsen. Na 45 minuten zijn we weer terug. Het was een pittig stukje rennen. Mooi, bizar maar vooral de hoogte, het was toch 1200 meter boven zeeniveau. Ook onze Nederlandse buren waren aan de wandel geslagen en hebben nagenoeg hetzelfde stuk gewandeld. Die avond stond er pizza op het programma. Per persoon 1, ze waren verrukkelijk. Goede bodem en heerlijke knapperige groente. De dag erna gingen wij weer op pad. We namen afscheid van onze nieuwe reisvrienden. Heel fijn om deze twee mensen te leren kennen. Ze reizen anders, hebben anders in het leven gestaan in Nederland en toch kom je elkaar tegen op een berg in Montenegro. De weg die we bereizen in het leven is bijzonder en bevat kruispunten genoeg waar je leuke en interessante mensen tegen kunt komen. De weg naar beneden was ditmaal via een redelijk goede weg, met uitzichten over de hele vallei. Budva was het volgende toeristenplaatsje dichtbij en we waren benieuwd naar een ander ommuurd stadje. Vlakbij het stadje Budva is een gratis plaats nabij het strand en omdat de overnachting mogelijkheden gelimiteerd zijn zien we Lieke en Wilco ook hier weer verschijnen. Zeker geen onaangename verrassing. Iets later parkeert er ook nog een andere omgebouwde bus, nog een jong Nederlands stel wat aan het reizen is en nu langzamerhand terug naar Nederland reist. Zo staan er 3 Nederlandse campers in Montenegro op een strand, nadat we al maanden geen Nederlanders in busjes of campers zijn tegengekomen. De volgende dag is het druilerig, we nemen wederom afscheid en pakken de boel op en rijden naar het centrum. Vooraf was het vermoeden dat we wel dat we aan de taks van stadjes zaten. Maar goed, het is zonde om het over te slaan zo dachten we. We parkeren Otto om gedrieën het stadje te bezoeken. Het is verschrikkelijk toeristisch. Volgens mij hadden we daar boven op die berg een gat in de toeristenverzameling gevonden en is er een clustering bij Kotor en Budva aan de gang. Ach ja, de straatjes zijn leuk, al voelen ze wat minder authentiek aan met de airconditioning units op ooghoogte. De meeste pandjes zitten vol met winkels, pizzeria’s en andere toeristenhubs. We lopen rond, zien wat authentieke pandjes. Vervolgens vraagt een man mij of hij Doeska mag aaien, ik geef aan dat dat geen probleem is. Hij aait haar en zegt dat hij van honden houdt. Hij loopt verder, in zijn kielzog loopt een vrouw en mompelt dat ze honden haat. Ik ben verbouwereerd. Vertel het Renée zodra ze terug is van het toilet. Het toeval wil dat we het stel later tegen het lijf lopen. Ik spreek de vrouw aan op wat ze zei. Nu mag iedereen vinden wat hij of zij vindt. Maar iets haten en dat uitspreken vond ik vrij intens. Zij zegt dat ik haar verkeerd begrepen heb. Zij en haar man, die Doeska net nog aaide, vangen tientallen honden op in Roemenië. We komen in gesprek, ze adviseren om Roemenië niet te doen. Het is er vies en de omstandigheden zijn soms dermate slecht dat het niet echt een sightseeing land is. Nu was dit al geen land dat op de bucketlist staat maar goed. We hebben weer stof om over na te denken. We lopen het weinig indrukwekkende stadje uit. Terwijl we iets zuidelijker rijden zien we de groen Mercedes verderop staan. Zij toeteren, wij toeteren en zwaaien. De plek die we als overnachtingsplek hadden geselecteerd bleek een verschrikkelijke locatie te zijn. Het lag er vol met afval, lopend op weg naar de kleine baaitjes zaten er allemaal mannen alleen te wachten in wat donkere hoekjes. Ondertussen rijden de toeristen af en aan om een foto te maken. De achtergrond was mooi, maar de fotograaf stond letterlijk tussen het afval. We rijden verder de kustweg af. De locaties zijn hier minimaal, dus we rijden alsmaar zuidelijker. Om uiteindelijk op het meest zuidelijke stukje van Montenegro uit te komen, Albanië lag om de hoek. Hier vinden we met veel moeite een plekje. Albanië (9 september) De dag erna rijden we Albanië al in. Het land wat bij velen doet denken aan een derde wereld land, maar ook aan de vele negatieve berichten die in de media verschijnen over Albanezen die naar Nederland komen op zoek naar geluk of wat anders. Albanië is ook het land waarvan veel mensen die we kennen ons verzochten niet naar toe te gaan. Uiteindelijk staan we hier toch aan de grens te wachten om over te mogen naar dat onbekende en onbeminde land. De rij is lang en na 2 uur mogen we eindelijk ons paspoort laten zien bij de Douane. Bij de post in Montenegro is men alleen geïnteresseerd in ons kenteken en hoeveel mensen er in de camper zitten. Iets verderop waar vroeger de post van Albanië zat zit niemand, de vele vluchtelingen en bedelaars staan verdeeld aan de kant van de weg. We rijden verder en zonder registratie zijn we in dat land waar wij nooit van dachten er ooit te zouden zijn. Het eerste grensplaatsje Skodre is een beetje een zielloos plekje. Wij rijden van hieruit naar de bergen, het meer van Skodre moest fenomenaal zijn. We rijden door kleine dorpjes puur om dat meer te zien. We moeten hier regelmatig uitwijken voor een zwerfhond, loslopende schildpadden, katten en een enkele slang. Het meer blijft voor ons een niet te bereiken doel. Hoge bergen en een weg die hier omheen gelegd is geeft ons maar geen zicht op dat meer. De natuur is hier ongelooflijk, de mensen zijn aardig, ze zwaaien, glimlachen en begroeten ons allemaal. Na een uur of twee te hebben gezocht naar een plek om van dat meer te genieten haken we af. We rijden iets zuidelijker naar een parkeerplaats van een noordelijk gelegen kustplaatsje. Een biertje genaamd “Tirana” genoemd naar de hoofdstad kopen we bij een strandbarretje. Het strand staat nog vol met strandstoelen, de Russische toeristen en Albanezen genieten van de late zomer zon. Voor ons is het toch een beetje spannend, met je camper in een stadje in Albanië. De camper zal wel leeggeroofd worden, dat gaat er toch even door je heen. Niets van dat alles, een rustige nacht volgt, niemand die ons “lastig” valt, hoogstens goedendag zegt en een enkeling die de camper bekijkt. Dit kustplaatsje wordt ingesloten door een doodlopend stuk door hoge heuvels, nou ja heuvel in Nederland zou dit een berg zijn. Het is er toeristisch met lokalen en na een nachtje te hebben bijgetankt gaan we op pad. We moesten ons hoognodig eens douchen want dat was toch wel enige tijd geleden. Op de route naar Tirana, de hoofdstad zat “camping Albanië”. Opgezet en gerund door Nederlanders. De weg was goed, al lag er wel veel afval langs de kant van de weg. We slaan van de hoofdweg af en via een gevoelsmatige enorme omweg reden we het kleine plaatsje binnen, de camping was netjes, een groot terrein midden in een soort woonwijk was ruim opgezet. Vooraan was een restaurant met hoofdgebouw, achteraan een groot grasveld voor de campers. Renée ging vragen of we mochten douchen tegen een klein bedrag of gratis. De eigenaar vond het geen probleem en mochten zelf bepalen wat we betaalden. Graaiend in onze portemonnee was het kleinste wat we hadden 5 euro, maar omdat deze Hollanders jaren geleden een goed doel voor ouderen hadden opgezet (in samenwerking met TV Max) vonden we dat prima. Als tegenprestatie kregen we een vers gebakken brood aangeboden, een bruin brood en kon de groene kaart voor het komende jaar geprint worden! Het was geweldig. Het brood was praktisch gelijk aan dat van een verse bakker in Nederland. De douche was heerlijk, warm water, eens goed scheren en even later kwamen we er allebei weer fris en fruitig te voorschijn. Als herboren reizigers rijden we verder! De Tomtom wijst ons de weg. Deze zet een route uit door de achterbuurten van het kleine stadje. De wegen worden smaller, slechter en deels overgroeid. Het navigatiesysteem houdt stug vol en wij volgen hem volgzaam. De oude asfalt weg verdwijnt en veranderd in een kiezelweg. En nog steeds rijden we rechtdoor. We passeren een geitenboerderij, grotten uit oude tijden omgebouwd tot stal en rijden op een alsmaar slechter wordende weg. Tot de weg wordt geblokkeerd door grote rotsblokken. Dit is duidelijk de oude weg, maar onze TomTom ziet in de Balkan landen soms wegen waar geen wegen meer zijn of ziet geen alternatieven. We rijden terug en worden nogmaals heen en weer geschud op de weg. Via een omweg en constant de TomTom negerende rijden we uiteindelijk de Albanese Autoweg weer op. Een tolweg in de making maar het schort nog aan alle faciliteiten, zoals de poortjes en afrastering. Ook de belijning is ver te zoeken. We rijden snel naar de de buitenste ring van Tirana. De hoofdstad van dit land komt dichterbij. Wij vermaken ons tot op heden prima. De wegen zijn relatief goed, Het landschap is puur. De mensen zijn aardig. Wij rijden de gekte van een stad in. Op dat moment steekt er een storm op. Aluminium dakplaten vliegen over de weg, palmbomen breken vlak voor ons af en dat alles terwijl het verkeer samen begint te klonteren. Iets later rijden we het terrein op voor om de nacht door te brengen. Het is beschermd van de wind door de hoge gebouwen die er omheen staan. Voor 300 Leke wat zoiets is als 2,5 euro voor 24 uur konden we hier bewaakt staan, met wifi, toilet en midden in de stad. Het was een kabaal. Deze stad gaat 24 uur per dag door. Na een onrustige maar wel een veilige nacht lopen we de stad in. Tirana is gedeeltelijk verwoest geweest en hierdoor staan er nog maar een aantal oude gebouwen overeind. De stad doet eerst groezelig aan, het is ook dat we aan een kant van de stad zijn waar de straten schots en scheef en donker zijn. Naast de donkere verregende straten ligt een groot park, het is er schoon en zelfs verboden voor honden. De natte paden worden nog eens door de onderhouden dienst schoongemaakt met liter water uit een tankwagen. Het is er proper, bijna té. Wij verkiezen toch dit illegale pad voor Doeska omdat het ons veel tijd scheelt qua lopen. De straathonden houden zich er ook niet aan. De straten zijn breed alsof je in Berlijn aan het lopen bent. De gebouwen doen hier en daar ook denken aan de statige gebouwen van de beruchte nazi ontwerper. Verderop staan nog monumenten van de oorlog, met zelfs een stuk van de Berlijnse muur. De stad is gezellig, kleine voetgangers straten worden afgewisseld met de drukte van de dag, hordes toeristen en de lokale Albanezen delen de weg. Een groot plein met een kleine moskee en oude minaret prijken in het midden van de hoofdstad van het verrassende land. De soms beetje driegende rood zwarte vlag wappert op bijna elke hoek van het plein. We lopen terug na een goedkoop hapje. Iets later starten we Otto. Toen we aan kwamen rijden op onze overnachtingsplek waar we nu wegreden hoorden we dat de uitlaat een lekje had. Het doel van de dag was een garage vinden en een overnachtingsplek vinden tussen Tirana en Berat. Het stadje Elbasan was vlakbij een overnachtingsplek met wifi, water en dump. Hier zaten ook veel garages, wat trouwens in heel Albanië een veel voorkomende luxe is. De ene garage is luxe en zou kunnen concurreren met één in Nederland de ander is meer een garagebox vol met gereedschap. Bij de eerste de beste keurige garage worden we verwezen naar een locatie midden in Elbasan. Hier op de rotonde is een andere garage blijkbaar gespecialiseerd in het lassen van uitlaten. De mannen hier wijzen naar de toerit van hun oprit. Daar stond een klein gebouwtje, oud en al 42 jaar bezet door dezelfde man. Een specialist zoals zijn zoon Loren ons verteld. De uitlaat wordt ala minuut gemaakt door de vader van Loren. Hij assisteert en vertelt veel over de regio, zichzelf en is zichtbaar trots op zijn vader maar had voor zichzelf toch een andere leven in het vooruitzicht gesteld. Door de politieke moeilijkheden komt hij er met zijn psychologie studie niet aan een baan. Hij vertelt ook dat het gemiddelde salaris in Albanië 300 euro per maand is. Ondertussen is zijn vader druk aan het werk, zijn vader, van midden zestig meet, last en loopt heen en kruipt telkens onder de camper om langzamerhand een staaltje vakwerk af te leveren. In plaats van het gaatje te lassen, last hij er een naast het gaatje te lassen een geheel nieuwe behuizing omheen. Ondertussen vertelt Loren waar de mooiste kustplaatsjes zijn in Albanië. Hij is jaloers op ons, maar is tegelijkertijd erg gelukkig en trots op zijn gezin. Zijn vader is klaar, het heeft anderhalf uur geduurd en de uitlaat is weer als nieuw. We rekenen af, 8 euro wat wij afronden naar 10 euro. Loren, zijn vader en de buurman zwaaien ons hartelijk uit. Iets verderop spenderen we de nacht bij een hotel. Betalen 5 euro voor een veredelde parkeerplaats met wifi en rijden de volgende dag naar Berat. Dit plaatsje staat als hoogtepunt aangeschreven in Albanië. Het plaatsje is een van de oudste dorpjes in dit mooie land en Unesco gemerkt, het wordt ook de city of a thousand windows genoemd. De wegen worden zuidelijker van onze overnachtingsplaats slechter. Totdat de navigatie ons verteld links af te slaan naar een ogenschijnlijk in staat van wegwerk te zijn weg. De machines om deze weg aan te pakken staan links en rechts langs de kant. Wij vertrouwen het niet en rijden iets door in de hoop dat de navigatie een alternatief aanbiedt maar helaas. Dit is de weg. Wij rijden er op en hier begint een 30 kilometer lange kiezel weg waar je in Nederland nooit zou rijden, en al helemaal niet zo lang. We rijden rustig, we passeren dorpjes, worden ingehaald door de af en toe idioot rijdende Albanees en blijven verwonderd over de uitgestrektheid van het land wat links en rechts aan ons voorbij flits. De vele bandenbedrijfjes doen goede zaken en hebben de opritten dan ook stampvol staan. Een lekke band is ook snel gemaakt met wegen zoals dit. Otto overleefd het, we rijden, nadat we een aantal keer al de hoop hadden gehad dat het einde grindweg was door verdwaalde stukjes asfalt, in één keer 15 kilometer van Berat een goede weg op. Bij het eerst volgende dorpje pikken we een simkaartje op met internet, 10 gb voor 1,50 euro. Een koopje. In Berat aangekomen zien we dat dit dorpje wordt gescheiden door een verkalkte rivier, hij is wit blauwig, ondoorzichtig. De oude brug scheidt de twee delen van het dorp. Wij parkeren hier vlakbij en besluiten direct het stadje te bezoeken. Via een dichterbij gelegen en nieuwere brug steken we over. Daar lopen we door het witte stadje, beide helften gebouwd tegen een rotswand aan. Vanaf deze kant kun je de rood bruine daken met de witte huisjes aan de overkant nog beter zien. De bijnaam van de stad is nu nog duidelijker, de ramen schitteren je tegemoet. We worden omhoog geroepen. “Do you want to see the old Church?” Een jongen en oudere man seinen ons naar boven te komen. We lopen via de glad gelopen stenen naar boven, de jongen begint zijn ingestudeerde betoog en laat het kerkje wat ogenschijnlijk slecht gerestaureerd is van binnen zien en verteld over de historie van het plaatsje, onder andere dat er boven op de berg 42 kerken gebouwd zijn. Voor elke familie één. Tenminste vroeger. De oudere man leidt ons rondt door deze kant van het dorpje en laat de historische punten zien, de oudste huizen en wijst op details. Het dorpje is nog in opbouw om volledig aan de Unesco eisen te voldoen maar het is er schoon, de gebouwen zijn authentiek en vol met details . De oude gladde stenen maken het wandelen soms voor ons 3 wat lastig. Wanneer we klaar zijn met het rondje neemt de man ons nog mee naar een buurtbewoner die problemen heeft met haar mobiel. Zij vraagt hulp maar wij begrijpen er niets van, ook de man krijgt het niet uitgelegd. Dit zit niet in zijn standaard repertoire. We lopen verder, drukken de man omgerekend een euro in zijn hand en lopen aan de andere kant van de rivier via die oude brug terug naar het centrum. Köfte is Albanees en dient dus gegeten te worden. We bestellen wat bij het meest lokaal uitziende barretje, alleen Köfte uitspreken in het semi Albanees schept verwarring. Het lukt na het aanwijzen op het grote straatbord en bestellen 2 porties. Een halve liter bier, een Fanta en 2 rolletjes Köfte dat alles voor nog geen 3 euro. Goed gesmikkeld en gedronken lopen we verder. Die nacht overnachten we langs de kant van de weg midden in Berat. Midden in de nacht parkeert er een auto vlak voor ons. Ik ben nog wakker en zie 3 mannen via het achterraam om de camper lopen. Van buiten ziet de camper er pikkedonker uit door de schermen. Één van de mannen heeft een zaklamp en schijnt onder de camper. Ik schreeuw en gooi de deur open, want ja je weet maar nooit. Renée schrikt wakker. Terwijl ik daar met mijn avondoutfit op sokken op straat sta druipen twee mannen af, één zegt Katse Katse en wijst naar zijn gefabriceerde vangstok. Op dat moment zie ik een hond wegvluchten. De mannen zijn alleen in een kat geïnteresseerd die zich blijkbaar onder de camper heeft gebivakkeerd. Ook dit hoort dus bij een Unesco dorp. Er zijn hier inderdaad weinig zwerf honden en katten, die worden gevangen en afgevoerd. En dat klinkt inhumaan, maar in Albanië zijn zwerfhonden en zwerfkatten een groot probleem, hele roedels lopen over de straten. Ze zijn allemaal op zoek naar eten, maar zien er zelden slecht uit en zijn eigenlijk nooit agressief ook niet naar Doeska. Ze komen voor een knuffel of een brokje. Soms liggen ze met z’n allen om de camper, te wachten op wat lekkers. De volgende nacht nadat ik toch met één oog open heb geslapen, want vertrouwen doe je het toch niet helemaal, reden we naar de kust. Er zou vlakbij Vlora een mooie plek moeten zijn. Na ongeveer 70 kilometer van goede weg komen we uit bij een stadje, het afvalprobleem wordt weer zichtbaar. Iets verderop lijkt het wel of juist de kleine dorpjes het afvalprobleem te verstouwen krijgen. Daar is het nog erger. We hebben de kasten nog vol met eten, de watertank is vol en de zon schijnt hard. Alle elementen om lang op een plek te staan zijn er dus. De plek zelf ligt aan een 2 kilometer lange grindpad, het is midden in een natuurgebied maar hier in Albanië maalt niemand daar om. We rijden verder en parkeren Otto op een plat stuk tussen twee heuvels. Voor ons ligt de zee, in de zee zijn scherpe rotsen en een aantal platte stenen om te kunnen zonnen, de zon staat al hoog aan de hemel en verraad dat we die avond een mooie zonsondergang gaan zien. Otto gesteld, zonneschermpje uit en stoeltjes buiten gezet. We zitten geramd hier. We genieten van het weer en zijn ondertussen Lieke en Wilco aan het appen dat ze deze plek echt moeten zien op hun route naar benenden. De volgende ochtend komt er een herder voorbij met geiten en weer een later een ander met koeien. Ze zwaaien vriendelijk. Wij met een kopje koffie en thee in de hand en hij met zijn stok. Het leven kabbelt voort. We liggen een beetje in de zee, hebben een gesprek met een vriendelijke Albanees die overal in Europa heeft gewoond en genieten van de zon. Voor de rest hebben we optimale privacy met een wonderlijk uitzicht, vlakke zee en een wereldse zonsondergang en de dagelijkse herders met hun gevolg. Na vier dagen van een heerlijk relax leven kwamen onze maatjes uit Montenegro aan. Zij hadden een paar dagen op een camping gestaan, Tirana gezien en daarna naar ons toe gereden. Het weer sloeg een beetje om, het begon hard te waaien maar toch lieten we ons niet uit het veld slaan. Zij parkeerden de groene Mercedes naast ons, een gelijk uitzicht over deze fantastische baai. We waren alleen, tot dat er nog een andere kleine camper parkeerde, een groep jongens die ogenschijnlijk vakantie aan het vieren waren. Wij maakten een plekje klaar om te bbqen, met zo’n uitzicht en de vrijheid die je dan ervaart is heerlijk. Na 6 nachten op deze heerlijke plek te hebben gestaan is het tijd voor een locatie verandering. En besloten dat we naar een camping te rijden om mijn verjaardag te vieren. De rit hier naartoe zou over een glooiende weg gaan. De bergen van Albanië werden hier zichtbaar met uitzichten op de grillige kustlijn, met op de achtergrond de hoge kale bergtoppen zonder een andere toerist te bekennen was onbeschrijfelijk. Dit land heeft alles, cultuur, een grote grote hoeveelheid aan natuur, stranden, goedkoop (en daar houden wij Nederlanders van) en soms ongerepte locaties. Steden vol historie en toch is het er rustig. Mensen rijden er doorheen om maar zo snel mogelijk in Griekenland te komen. Voor ons inmiddels onbegrijpelijk al moeten we zeggen dat dit een land was wat niet op het lijstje stond en dat we zelfs aanvankelijk in alle macht hebben gekeken hoe we hier omheen konden rijden, want je gevoel zegt dat het er niet veilig is of dat er niets te zien is. Een geluk dat we dat niet hebben gedaan. De weg steeg behoorlijk en we reden met een slakkengang van zo’n omhoog 30 kilometer per uur. Groene bossen met naaldbomen omringden ons. Eenmaal bij de top aangekomen nodigde een uitkijkplatform ons uit ons een kijkje te nemen naar de kust en de bergen. We zaten hoog, op zo’n 1500 meter. De zee leek over te gaan in de lucht, of de lucht in de zee. De heuvels en bergen hadden van die rimpels met groene bomen en planten die de contouren volgden. Diepe geulen in de verte en een vlakke zee, waar de brandende zon hard op scheen en je tegemoet glinsterde. We reden via een aantal haarspeld bochten naar beneden. Daar onderaan kwamen wat dorpjes in het zicht. Maar ook de baai van Glyfa. Wij reden iets verder naar de camping. Wilco en Lieke zouden hier moeten zijn maar bij aankomst was er niets van een groene Mercedes bekend en ook niet bij de aangrenzende concurrenten. Na een uurtje wachten de mobiel maar eens van de vliegtuigstand gehaald en ja hoor ze hadden ouderwets een smsje gestuurd. Zij hadden bij die zojuist gepasseerde baai geparkeerd, het was ook een behoorlijke rit geweest en we konden ons de afslag daarnaartoe goed voor stellen. We besloten er naartoe te rijden. Eenmaal in het donker konden we de camper bijna niet vinden. Met een beetje geluk vonden we ze en parkeerden we op het betaalde veldje wat wij niet betaalde voor de nacht. De baai beneden waar zij al waren geweest was bijzonder mooi alleen was het een stuk lopen én het weer voor de dag erna was hier met regen voorspeld. De camper van Wilco en Lieke rook al heerlijk zoet van een speciaal brood wat ze aan het bakken was. Om 12 uur zong Renée “happy birthday” in mijn oor, om dat in de ochtend nogmaals te doen. Ik was 36 geworden, mijn tweede verjaardag onderweg. De ochtend was grauw en terwijl ik buiten stond een sigaretje te roken kwamen onze Nederlandse reisvrienden mij feliciteren mét het vers gebakken Monkey Bread en kaartje als cadeau in de hand. Een bak koffie en thee en het mier zoete brood zorgde dat we allemaal een suikerkick hadden. Wij reden richting de camping en Wilco en Lieke zouden later volgen. Zij op het strand, gratis en wij op een camping mét warme douche én ongelimiteerd wassen!! Die middag kwamen zij aan, het weer was nog steeds grauwig, Renée had de was al gedaan en daardoor hingen er om ons heen geen vlaggetjes maar alle was. We hadden gevraagd aan de eigenaar of er mensen langs mochten komen en dat was geen probleem. Zo hadden we zelfs visite van de middag tot laat op de avond. Het had ook een dubbelfunctie want terwijl zij bij ons waren pikten ze ook een gratis douche mee én een wasje. Dat was zeg maar het cadeautje van ons aan hun. Het was gezellig en fijn, naast alle berichtjes van onze vrienden en familie uit Nederland was het ook fijn deze dag te delen. De dag erna zijn we verkast naar het strand om ook gratis te staan. Na twee nachten hebben we elkaar een dikke knuffel gegeven en ingeschat dat we elkaar waarschijnlijk nog wel ergens in Griekenland zullen zien. Niet te min was het fijn deze dagen samen te reizen en te zijn. We reden iets zuidelijker. Daar zou een national park zijn met de “Blue Eye”. Een onderwater grot gevuld met kristal helder water wat het begin van een kraakheldere rivier inluidde die naar de zee stroomt. De route er naartoe ging grotendeels langs de eindeloze grillige kust. Voor het laatste stukje volg je de heldere rivier die bijna nep lijkt om uiteindelijk via een zandpad naar het begin te rijden. Het pad is slecht begaanbaar, bijna onAlbanees onderhouden. De parkeerplaats is een modderpoel. De beoogde overnachtingsplaats is toch niet helemaal wat we ervan dachten. We trekken de schoenen aan en lopen naar de Blue Eye. Het is kleiner dan gedacht, we hadden een enorm meer met stuwend water verwacht maar het blijkt een poeltje te zijn, wel diep maar niet groter dan een gemiddelde Hollandse vijver. Het water wat er uitkomt lijkt bijna aquarel blauw, het stroomt direct weg bij het gat en vormt al snel een rivier verder op. We maken foto’s en ergeren ons aan wat domme toeristen die het niet zwemmen bordje negeren en rijden iets later het terrein af. De touringcarbussen die we blijkbaar net vermeden hadden blokkeren nu het pad, we wachten geduldig, wijken uit en rijden iets later naar het zuidwestelijkste puntje van Albanië. De laatste nacht in dit verrassende land. Die nacht kregen we gratis elektra en internet van een nabij gelegen hotel/restaurant, zonder er wat voor terug te verwachten. Zo gaat dat de hele tijd in dit bijzondere land. We rijden vroeg weg naar het nabij gelegen stadje, we tanken Otto vol met Diesel en willen afrekenen. Maar zoals wel vaker konden we niet met de pas betalen en juist nu, nu we geen lokaal contant geld meer hadden omdat we bijna de grens overgingen moesten we eerst weer geld halen. Verder op in het dorp moest gepind worden. De pompbediende vertrouwde ons en zei “ ik zie jullie zo terug” en “ komt goed”. Wij gaan natuurlijk braaf pinnen en rijden, nadat we via een enorme omweg terug moesten rijden, het terrein weer op. Betaalden de man en reden via de laatste mooie Albanese bergroute naar de grenspost die Albanië met Griekenland scheidt. Wat we nog graag willen zeggen is dat Albanië een is land dat we iedereen aanraden om te gaan zien, je kan er verschrikkelijk goedkoop reizen, het eten is goedkoop, de overnachtingsplekken zijn fenomenaal en behoren bij de beste locaties van de afgelopen 18 maanden. Het is een aanrader. Laat je dan ook niet afschrikken door verhalen, ideeën of gedachten. Het is er veilig, mensen zijn geïnteresseerd maar behouden afstand als je geen contact wilt. Ze praten bijna allemaal Engels en willen altijd helpen. De natuur is ongerept en als je zoekt zie je nog de pareltjes die je in andere landen niet meer tegenkomt. In Albanië krijgen we een stempel dat we weg zijn, in Griekenland moeten we de grenswacht er eerst op attent maken dat we er zijn (we waren ook de enige wachtende) want hij ging volledig in zijn voetbalwedstrijd op. De man blijkt meer geïnteresseerd in de live wedstrijd dan in onze paspoorten. Kijkt vluchtig en wuift ons door. Welkom in Griekenland, zeg maar. Onze eerste kilometers in Griekenland zijn gemaakt, de blauw witte vlag wappert ons meerdere malen tegemoet. Het voelt een beetje onwerkelijk. Griekenland, wat heb je allemaal in petto voor ons? Bedankt voor het lezen. Het volgende verslag gaat over 1,5 maand Griekenland (23 september - 11 november) |
Joris en RenéeReizen zit in ons bloed. Lees met ons mee. Wij schrijven over onze reizen, ons vrijwilligerswerk en onze ervaringen. Archieven
April 2018
Categorieën |