Zes maanden geleden reden we hier het terrein op, nadat we hetzelfde terrein met Otto ongeveer vier jaar daarvoor hadden verlaten, een korte terugkomst van een jaartje daarna, puur en alleen om te knuffelen, wat te drinken en elkaar weer te zien was eigenlijk een soort reminder en bevestiging, misschien wel meer voor ons dan hen dat we hier echt een fijne tijd hebben gehad. En toch kwamen we hier twee maanden nadat onze huidige reis door Europa en misschien wel de rest van de wereld weer door de poorten rijden. De afgelopen maanden zijn we echt opgenomen in de familie, meegezogen in de familiare zaken, lief en leed gedeeld met elkaar, frustraties gezien en echt onderdeel geweest van deze bijzondere mensen. Ik durf eigenlijk wel oprecht te zeggen dat zij, in meer of mindere mate altijd een onderdeel zullen zijn van ons leven. In de afgelopen periode hebben we zelfs overwogen om een klein huisje te kopen, een huisje om te verhuren, maar ook een huisje om te hebben wanneer we hier zijn. Bij onze familie in en op Sicilië. En nu na alles wat we mee hebben gemaakt, een camino hebben gelopen, Otto weer nagelopen en nog wat laatste klusjes gedaan, gaan we weer.
Otto gestart nadat we in de vroege ochtend mijn moeder en stiefvader hebben uitgezwaaid. Brak, trots maar we voelen ons een beetje bijzonder dat we deze mensen altijd hebben om aan te kloppen, nemen we na een laatste foto een knuffel en een zwaai afscheid, om een laatste broodje te eten met Leo in Sampieri. Even een momentje alleen met Leo, ons broertje in Sicilië, die we de afgelopen maanden zo goed hebben leren kennen. Een jongen die eigenlijk een beetje vast zit in het leven, enorm veel visies, dromen en wensen heeft maar aan de andere kant vast houdt aan de traditie van zijn familie. Die balans die hij daarin probeert te houden is op zich bewonderenswaardig maar ik ben ook erg benieuwd hoe hij het leven zou ervaren zonder restricties, wanneer hij zou kunnen leven hoe hij het wil. Zonder zich verantwoordelijk te voelen voor alles om hem heen. Met tranen in onze ogen nemen we afscheid van hem nadat we hem hebben afgezet bij de poort die we opzettelijk niet nog een keer inrijden, want dat, dat bewaren we voor een volgende aankomst. We rijden de weg uit, langs de eindeloze plastic kassen, de weg die we zo vaak rechts en links hebben genomen naar Scicli of Modica. Die weg pakken we nu naar links, op weg naar Messina. De havenplaats van dit Italiaanse eiland. De weg naar de haven gaat vlot, de wegen die we vaak hebben gereden verdwijnen langsaam achter ons en voor ons resten alleen de snelwegen die we hebben gereden bij aankomst, zes maanden geleden. We boeken snel een ferry, die door alle verhoogde kosten inmiddels tien euro duurder is geworden. En staan vervolgens een aantal minuten in de rij, een vlotte overtocht waar we beide in de camper blijven, brengt ons snel naar het vaste land, we rijden de altijd chaotische havenplaats uit en rijden in de richting van onze overnachtingsplek. De plek waar we ook een nacht hebben gestaan in november, vlak voor onze aankomst bij de Famiglia Allibrio. We rijden die dag vierhonderdtachtig kilometer, een behoorlijk stuk met onze oude camper. Maar door de opgeknapte stoelen voelt het eigenlijk prima te doen. Het is donker als we aankomen en omdat er regen is voorspeld parkeren we op een stukje grind, zodat we met zekerheid morgen weg kunnen. De zee ligt er in het maan rustig bij, we sluiten alles snel af, eten wat en liggen iets later al plat, de volgende dag lopen we samen op dit enorme verlaten strand, de twee campings liggen er even als een paar maanden geleden verlaten bij, al is er nu wel wat beweging. Voor de rest lopen er twee vissers de kust af op zoek naar de beste stek. Wij kijken nog een beetje naar de blauwe zee die hier erg rustig is, de lucht is inmiddels betrokken met wolken en de wind begint al langzaam te waaien. We rijden verder richting naar Brindisi. Om iets later vlakbij Grottaglie een heel smal pad in te rijden om hier een slaapplek te vinden. De wegen zijn smal en eenmaal onze bestemming gevonden via onze betrouwbare app is die helaas bezet en te smal en steil voor Otto. Het plekje is wel magisch, tussen de wijnvelden, uitzicht op niets en alles zeg maar. We rijden terug en rijden naar die grote plaats hier vlakbij, parkeren Otto iets later in een buurtje waar genoeg plaats is en lopen het dorpje bekend om de ceramiek in. Een schattig wit dorpje vol met kenmerkende ceramiek poppen, beelden en tegels. Een beetje zoals Caltagirone op Sicilië. Iets later na het leuke maar niet echt bijzondere dorpje te hebben rondgelopen, stappen we een pizzeria binnen. Het is natuurlijk een beetje een schande om Italië morgen uit te gaan zonder als laatste avondmaal een pizza te eten. Een uurtje later lopen we vermoeid van de rit, het afscheid en de drukke week al vroeg plat, het buurtje is gelukkig rustig. De volgende dag staan we iets te laat op maar nog op tijd om de laatste kilometers naar Brindisi te rijden. De plek waar we de ferry naar Griekenland pakken die maar negen uur zal duren. Voor ons een korte overtocht, we zijn in het verleden met regelmaat in grotere stukken overgevaren en deze korte en goedkope overtocht klinkt dus op meerdere fronten erg goed. Grimaldi Lines is ook voor ons geen onbekende en na een beetje omslachtig in checken, wachten en uiteindelijk na een bevestigende vraag van één van de laders hoe breed wij zijn worden we een beetje twijfelt naar het bovenste open dek gestuurd . De nauw en steile opgang bezorgt mij en Renée toch even wat zweet handjes. We lopen bepakt en bezakt Otto uit. Als voordeel van deze kleine ferry is dat we Otto zien staan op het open dek. Wanneer we iets voor enen in het zonnetje buiten zitten op het dek is de lucht heerlijk rustig en beloofd het een ontspannen overtocht te worden. Bij vertrek, waarachtig om strak om één uur zoals de planning ook was, draait het weer bij het verlaten van de kust direct om, het is koud, fris en wordt zelfs een beetje guur. Het kleine bootje met toch behoorlijk wat lading, campers en vrachtwagens in het ruim komt in beweging, deinend op de zee, voor ons zien we een grote regen wolk hangen die de hele horizon bestrijkt en nadat we twee uur aan het varen zijn varen we die tegemoet, het weer slaat van de ene op het andere moment volledig om, de golven sprayen op, en de auto’s, campers en Otto worden nat van het zee water, binnen beginnen mensen en kinderen over te geven, de net geserveerde maaltijden komen er net zo hard weer uit. Wij hebben buiten stoeltjes bemachtigd en kijken naar Otto die bijna tegennatuurlijk mee deint met het schip, ogenschijnlijk telkens iets naar voren gaat en achter. Zit de handrem er wel goed op, staat hij in versnelling, redt ons oude beestje dit wel. Wat als het zo hard gaat dat we anderen beschadiging, of de auto’s gaan schuiven. De gedachten schieten tijdens de overtocht die voortduurt door mijn hoofd, Renée kijkt gespannen mee naar ons mobiele huisje. Het noodweer wat telkens erger lijkt te worden gaat maar door, uren lang. En met elke meter voorwaarts lijkt het wel erger te worden. We lopen na 2 uur naar beneden en worden bijna gelanceerd terwijl we de trap aflopen, misselijkheid in onze magen zorgt ervoor dat we snel weer boven zijn, op ons veilige plekje, Otto in het vizier, zittend tegen de muur op het houten bankje van de kleine ferry. Vier uur nadat we de regenbui en storm in gevaren zijn begint het eindelijk af te nemen.We zijn inmiddels voor de kust van Albanië beland en zien in de verte de haven die we zo’n acht maanden geleden ook invoeren weer op de horizon liggen, al is hij nu gehuld in het donker, met slecht de goudkleurige lichten van de huizen die de kustlijn markeren. Het uitrijden gaat via de hele smalle opgang, die bijna té smal is met Otto. En ook nog eens steil omlaag gaat. Een paar minuten later zijn we er weer, er roepen blij het overleefd te hebben “Griekenland, long time no see” De haven is in het donker gehuld, de route naar de uitgang is op zijn Grieks slecht aangegeven maar we rijden als makke schapen achter de andere auto’s aan naar de poort die direct uit komt op de centrale weg, Links af Albanië, rechts naar Lefkade en rechtdoor naar de bergen en daarna uiteindelijk Athene. Wij kiezen voor een plekje aan de kust, de dag erna moet een mooie dag worden en we rijden door de lege straten, slechts een zwerfhond die ons passeert en met een blaf begroet of probeert af te schrikken. Een paar minuten later rijden we de havenplaats Igmoenitsa uit, de heuvels in, de wegen worden donkerder op een enkele lichtbundel van een passerende auto na. Een kwartiertje later kijken we een donker onverhard pad in, het is inmiddels kwart voor twaalf ’s nachts en besluiten na nadere inspectie met hoofdzaklamp op dat dit niet het moment is om een onverhard pad te nemen waar het niet helemaal duidelijk is of we daar kunnen draaien en of we daar goed vlak kunnen staan. Een half uur zuidelijker rijden we via een wirwar van straten een nieuwe plek op. De bomen zijn laag, de grond grillig maar we vinden vlak voor half één een plekje, de gordijnen gaan omlaag, de buitenstoelen gaan systematisch naar beneden en worden tussen de voorstoelen gezet alsook de opklaptafel die structureel op ons bed ligt. De ogen zijn moe, we vallen in slaap en ontwaken de volgende dag rond 9 uur, van het geluid van de zee die binnen komt, rustig ritmisch, de eerste zonnestralen bereiken de camper maar zijn lang niet genoeg voor het zonnepaneel. Na een klein ontbijtje lopen we het strandje af, de grillige heuvels in naar een ander strand, met daarbij ook een soort van parkeerplaats, maar ook die is veel te klein voor Otto. En toch genieten we samen even van dit mooie plekje. Renée is in haar element, kijkt uit over de rotsen en klautert uiteindelijk via een smal pad omlaag. We besluiten na een mooie wandeling door de heuvels aan het strand inmiddels vergezeld door een heel lief straathondje met korte pootjes, zeg maar een mengeling tussen een labrador en een jack Russel, je vraagt je toch af hoe ze dat gedaan hebben destijds. Starten de camper en nemen met een beetje pijn in het hart afscheid van deze plek. Het hondje met korte pootjes heeft alweer een nieuw slachtoffer gevonden en kijkt niet meer achterom tijdens ons vertrek. Terug naar de havenplaats die ik structureel verkeerd uitspreek, Igmoenista of zo iets. De Lidl’s zijn hier in Griekenland nooitver weg en stappen inmiddels met de warme zon op ons gezicht de camper uit. Op het parkeerterrein komen we een andere camperaar tegen, Nice camper, zeggen we tegen elkaar, terwijl zij in hun Unimog 4x4 stappen, kijkt de vrouwelijke helft van het stel liefelijk naar onze camper, wij doen onze boodschappen en stappen iets later weer in. De bergen in richting het noorden. Ongeveer een half uur van onze supermarkt zou een mooie plek bij de rivier zijn. De bergen beginnen bij de kust direct, Otto mag weer leuren en sleuren wanneer we omhoog rijden om op het hoogste punt iets af te zakken, de bergen zijn bezaaid met groene struiken, bomen en gewassen van de lokale boeren. Alles staat in bloei deze tijd van het jaar. De navigatie wijst ons een oude stalen brug over, net breed genoeg voor een kleine vrachtwagen, om direct daarna naar beneden te rijden, een grind pad in met diepe geulen, onderaan aangekomen zien we een ander campertje staan, een Bulli, oftewel een Volkswagen Transporter. Vlak voor ons een grind plaat en direct daarnaast een kraakheldere snel stromende rivier, de weg naar de genoemde plaats volgens onze app is slecht begaanbaar. Niet te doen zonder 4x4 en eigenlijk zelfs dan al moeizaam, we rijden achterwaarts terug, draaien waar het kan en rijden de steile weg met grind en diepe geulen weer omhoog. Slaan links af en rijden parallel aan de rivier richting een plaatsje, de weg gaat hier langzaam weer omhoog waardoor we uiteindelijk via een veel te smal pad waar we alleen nog maar heuvel opwaarts en achterwaarts naar boven kunnen rijden, links en rechts van de weg staan wat verdwaalde bewoners ons aan te kijken, met waarschijnlijk de gedachte “daar heb je weer zo’n toerist met zijn oude campertje” maar goed we draaien de weg weer op, de smalle brug over en kijken vervolgens of we de rivier niet een tijdje kunnen volgen op zoek naar een plek die van niemand is, onbewoond of verlaten. De weg kronkelt in de vallei van de bergen en heuvels die de snelstromende rivier blauw laten afsteken in de hoeveelheid groen. We volgen een zandpad, de rivier ernaast, enkele kilometers in een duidelijk onbewoond stukje in van Griekenland. De weg is stoffig, redelijk smal maar goed begaanbaar, en de grap is dat Google Maps hem gewoon herkend als een reguliere weg, wat het klaarblijkelijk niet is. Aan de linkerkant vlak voor een betonnen bruggetje is een afslag waar de rivier vlak naast ligt, al is het een klein stukje lopen, onze plek in een weiland met gras zo hoog als je knieën, de bomen om het veld heen en in de heuvels staan in bloei, de bloesem steekt geweldig af tegen de groene heuvels en de weelderige weilanden. Dit is echt zo’n plek waar je van droomt, niet alleen onderweg met een camper maar ook wanneer je wegdroomt achter je bureau of in de auto wanneer je werkt. Wij zetten Otto onhandig midden in het aanrij pad van het weiland, het weiland zonder bandensporen, omheining of dieren zoals paarden en koeien. Alleen druk kwetterende vogels die soms rakelings over het snelstromende water scheren. We trekken vlak na aankomst onze mobiele BBQ uit het laadruim die we enkele maanden daarvoor erin hebben gestopt. Tevreden met de eenvoud van het uithalen van het toch wel lompe ding in onze kleine camper stemt ons beide eigenlijk best wel tevreden. Van een altijd in het looppad sta ding is hij nu vakkundig in een vak gepropt én is hij redelijk makkelijk te pakken. De kolen gaan aan en enkele minuten daarna zijn we al aan het grillen. Een paar uur later terwijl de schemer invalt in deze mooie vallei staat er plots een oude 4x4 achter ons te ronken. Een boer die zijn land wil inspecteren ziet dat hij geblokt wordt door ons, met een vriendelijk gebaar, vraagt hij of we aan de kant kunnen gaan, en 10 minuten later rijdt hij weer de terug, “I am not coming back” zegt hij in duidelijk geoefend Engels. Misschien wel opgezocht op Google Translate en geoefend op de weg heen en weer over zijn land. Glimlachend passeert hij ons terwijl wij alles weer terug zetten en de laatste zonnestralen over de heuvels zijn verdwijnen. En met het verdwijnen van die zon is het ook direct gedaan met de Lente warmte in de Vallei. De komende drie dagen wisselen zich af met lezen, foto’s maken, relaxen badderen in de heldere rivier en een kleine wandeling waar we niet te ver van Otto verwijderd blijven. De volgende dag rijden we richting Ioánnina een slaperig maar toch toeristische stad vlak aan een enorm groot bergmeer, de weg ernaartoe gaat over tolwegen die eigenlijk best goed zijn. Onze herinnering van 4 jaar geleden toen we hier ook in de buurt reden was dat de tolwegen niet de moeite waren. En ook nu kijken we tijdens het plannen van een bestemming wat het verschil is tussen rijden op een binnen doorweg en de snelweg en die blijken toch wel enorm te zijn. De kosten blijken mee te vallen en we houden hierdoor meer tijd over op de locatie. We passeren de stad aan het meer en rijden verder de heuvels in, een redelijk smalle weg met aan de rechterkant een soort klif en aan de linkerkant een ravijn volgen het hele pad omhoog. Uiteindelijk komen we bij Monodendri aan. De smalle hobbelig middeleeuwse pad bezaaid met onze favoriete kinderkopjes is voor de helft ingenomen door auto’s. Die op elke mogelijke plek geparkeerd staan. Wij rijden hier langzaam en schuifelend langs. Iets verderop zou een pleintje moeten zijn, via een steil straatje rijden we het pleintje op en na veertig minuten wachten hebben we eindelijk een een rechte plek geregeld. Sluiten Otto af en lopen via een wirwar van grijze stenen straten naar beneden naar het kleine oud klooster dat uitkijkt op een deel van ons pad wat we de dag erna gaan lopen. Een bestemming die misschien al wel 5 jaar op de planning staat. Maar vanwege andere prioriteiten, lees strandhangen, of lange en steile wegen, lees is dat wel goed voor de camper, heeft dit lang op de lijst gestaan. Maar nu zijn we hier. We voelen ons fit, al hebben we hier en daar nog wel wat gebreken van onze Camino. Onze knieën doen zelfs van dit stukje wandelen al pijn en Renée heeft twee nagels die op de nominatie staan om eraf te vallen. De volgende dag gaat onze wekker vroeg af, niet zo vroeg als onze camino periode maar vroeg genoeg voor ons wannabe hippies. De loopkleren, die al klaar liggen, gaan aan en na een goed ontbijt staan we iets later bij het Bord wat ons de Vikos Gorge in gaat leiden. De Canyon, Ravijn, Gorge of Cava zoals dit in het Italiaans zou heten is de diepste van de wereld met meer dan duizend meter diep, is het officieel dieper dan de Grand Canyon. Dit zou dus eigenlijk de Grand-er Canyon moet heten. We dalen af via het hobbelige pad, het pad aangelegd met Europees geld is in oude stijl gebouwd met grote stenen ongelijk wat je telkens met elke stap naar beneden laat kijken of je voeten wel doen wat je hoofd denkt. We gaan vrij snel omlaag de bijna gehele 1000 meter hebben we in veertig minuten afgelegd. Een droge rivier ernaast komt uit bij het eerste kraantje wat het plaatsje heeft aangelegd, en die kraan doet het natuurlijk niet. Maar goed dat we genoeg water mee hebben. De route die we gekozen hebben brengt ons van Zuid naar Noord door de Gorge en kan uiteindelijk uit komen bij Vikos. De wandeling van zo’n 6 uur, zou ons tot het kleine dorpje brengen en vanwaaruit we een taxi voor ongeveer 50 euro zouden moeten pakken. En dat voelt voor ons budget reizigers niet echt lekker, vijftig euro voor een taxi. Eigenlijk al vroeg in de wandeling die in begin eigenlijk voornamelijk in de schaduw plaats vindt en telkens omlaag gaat besluiten we halverwege of ver voorbij het midden terug te keren om zo de taxirit en kosten uit te sparen. De wandeling gaat glooiend omlaag, de wanden torenen hoog naast ons, de vallei die nog ver onder ons ligt maar telkens dichterbij komt laat hier en daar al tekenen zien van een grote rivierbedding, en naarmate we meer naar beneden lopen zijn de rotsblokken van zeker 4 meter hoogte geen uitzondering meer. Eenmaal beneden lopen we een stuk over de rivierbedding, klauteren we op het goed gemarkeerde pad over de grote rotsblokken en bereiken we uiteindelijk weer een heling waar het pad misschien maar 20 centimeter breed is, voorzien is van los grind en op sommige stukken direct een afgrond laat zien die je wanneer je hem van dichtbij zou bekijken niet zou overleven. We lopen door om na 2 uur bij een fantastisch uitzicht te komen, hier splits de ravijn zich in tweeën. Ons pad leidt ons naar links om iets verder op iets beneden ons in de zon, die uiteindelijk het ravijn in schijnt, het diep blauwe water te laten zien. De rivier en de bron die hier is ontstaan heeft poelen gecreëerd waar heerlijk in gebadderd kan worden maar ook van gedronken, zo schoon en zuiver is het. Maar het is vooral erg koud, zo merken we beide terwijl na enige twijfeling onze zwemkleding hebben aangetrokken om na een nog grotere twijfeling en stimulatie van elkaar kopje onder te gaan. Verfrist en vol energie lopen we nog bijna 2 uur verder. Het omkeer punt bij een kleine waterval aan de rechterkant komt in zicht, de vallei is inmiddels verandert tot een soort plateau met een rivier in het midden en bijna weilanden zo groot aan beide zijdes. Terug is de fijne wandeling toch even wat anders, de benen worden na een uur moe tenminste bij mij, Renée loopt soms bijna zwijgend verder, we genieten nog wel, het uitzicht vanaf deze kant is misschien nog wel mooier en voelt hoe dan ook ook nieuw aan. Het is hoe dan ook bijzonder om hier te lopen. Waarna na 2,5 uur van het omkeerpunt de man met de hamer bij mij fors inslaat, we bereiken op dat moment ons badder plekje. We lopen dus achter op de heenreis. Iets wat op zich niet erg is maar dat betekent dat we uiteindelijk rond een uurtje of vijf pas terug aankomen in Monodendri, en wat op die beurt weer betekent dat we toch wel een forse wandeling aan het doen zijn, de kilometers natuurlijk vergeleken met de Camino op de helft bij stoken van een regulier dag in Portugal maar toch. De benen raken alsmaar meer moe. Na zo’n 4 uur bereiken we het kraantje wat zoals eerder gezegd niet werkt en beginnen we aan de wandeling van het hobbelige, nieuwe oude pad omhoog, zigzaggend, om de 50 meter stoppend, puffend, het laatste water drinkend om uiteindelijk boven aan te komen. Moe, kapot maar de wandeling door de diepste canyon is een feit. Renée loopt inmiddels in haar normale cadans verder een oud Grieks Theater in die uitkijkt over de vallei, ravijnen en bergen met besneeuwde toppen in de verte. Otto staat nog op zijn plek en wij draperen onszelf op een stoel op het terrasje, een biertje en sapje later lopen we naar de camper om samen een makkelijk maaltje in elkaar te zetten. Een super geslaagde dag. Die avond wat natuurlijk geen verrassing is liggen we beide al vroeg in bed, een diepe bijna comateuze slaap is wat volgt. Onze oude camper komt in de vroege ochtend alweer tot leven en zetten de weg in naar Grevena, eerst worden we nog geblokkeerd door enkele tientallen koeien die hier vrij lopen onder de bezielende begeleiding van een herder, een route die ook weer gedeeltelijk via de snelweg loopt waar we uiteindelijk tot bij 1700 meter hoogte rijden om daarna weer af te zakken en een afslag te nemen naar het enige waterpunt in de buurt. Een plek waar we emmer na emmer moeten vullen om de watertank die we gebruiken om te koken en af te wassen tot de rand toe te vullen. De druk is laag maar het water smaakt hemels. We besluiten nu het al wat later in de middag is iets verderop bij een mooie rivier te gaan staan, vlakbij een bijzondere Griekse brug die de kraakheldere rivier overspant. De plek waar we een nachtje blijven. We hebben geen haast en de plek is eigenlijk heerlijk. De volgende dag lopen we een stukje, badderen in de koude rivier en rijden vervolgens via het binnenland en zonder gebruik te maken van de snelwegen naar Vergina. Een parkeerplaats, één van de weinige keren dat we op zo’n plek in Griekenland staan is bijzonder aangenaam. Het is er vlak en kijkt uit op een mooi veld met klaprozen, later lopen we over en door dit enorme veld wat een historische begraafplaats uit de tijd van Alexander de Groot blijkt te zijn, het is nog vroeg en Renée komt nadat ze heeft gevraagd tot hoe laat het museum, ons eigenlijke doel hier, open is. En dat blijkt nog enkele uren. Dus met de goede wandelschoenen aan, portemonnaie, mondkapje en flesje water lopen we naar het zo blijkt later zeer indrukwekkend museum. De tombes waar de beste man, die eigenlijk iedereen wel kent, al is het misschien niet in detail, zijn in bijzondere staat, de complete inhoud, kroon, goud en zilver tot aan de volledige tombes zijn hier gevonden en behouden. De Tombes staan nog op de oorspronkelijke plek en het museum is als het ware eromheen gebouwd. Het geen je in eerste instantie het gevoel geeft dat het klein is, en te duur voor de 12,50 euro die je bij de entree betaald maar je uiteindelijk een gevoel geeft dat andere openlucht musea waar we in Griekenland wel eens tussen de stapel stenen lopen een beetje too much zijn. Hier is een gedeelte wat aan je fantasie over moet laten, en een gedeelte wat je fantasie te boven gaat. We lopen na enkele uren rond te hebben gelopen weer in de buitenlucht en lopen uiteindelijk door onze zogenoemde graftuin met enorm veel klaprozen, een aantal hectares vol met bloemen, perkjes, banken en cipressen. Niet strak bijgehouden maar een wild pad gemaaid, zodat je letterlijk door de velden loopt. Hier en daar geflankeerd met opgravingen, van priesters en bedienden. De avond wordt afgesloten met een hapje bij één van de restaurants. Er zijn er hier genoeg om uit te kiezen, enkelen leeg anderen voorzien van 2 of 3 gasten maar het seizoen is vroeg, de grenzen zijn weer open. We bestellen een Pita broodje met souvlaki een goedkope snack met een beetje groente wat vlees in een kruidig pita broodje. De dag erna, na een rommelige en beetje lawaaierige nacht rijden we weer verder, richting Thessaloniki, en ondanks dat we inmiddels best wel een route hebben gemaakt, blijft de twijfel ontstaan of we toch niet naar Mount Olympus moeten rijden, een berg die goed te beklimmen is maar waarschijnlijk nog nét te koud is én ook nog niet officieel open is voor beklimmingen. Die berg die ons erg trekt is 2900 meter hoog en is zowel met als zonder gids te beklimmen. We besluiten eigenlijk letterlijk bij het kruispunt toch naar het noord oosten te rijden en in Thessaloniki voor de laatste keer naar hardloopschoenen te kijken, en de stad te zien. Iets wat we tot op heden nog niet hadden gedaan. Het winkelcentrum wat ons een parkeerplaats verschaft is ook een grote outlet winkel. We kopen wat nodige kleren en schoenen om iets later in ongeveer 20 minuten naar de stad te lopen, Otto staat daar redelijk veilig en wij willen de stad graag een keer zien. Komt ook bij dat we totaal ingeparkeerd waren en we eigenlijk van een nood een deugd hebben gemaakt. De stad is rauw, maar mooi heeft alle winkels die je kunt wensen, maar heeft hier en daar ook verborgen architectuur, oudheid en gezellige pleintjes, na wederom een Pitatje te hebben gegeten, rond te hebben gesjouwd besluiten we verder te lopen, terug naar Otto om een uur later bij een totaal verlaten strand aan te komen, een afzichtelijk gebouwtje wat nog net aan elkaar zit met figuurlijk plakband voorziet de gemiddelde camperaar het toilet te legen, te douchen na een duik in de zee. Het weer houdt nog niet over. De voorspelde regen zet niet door maar is eigenlijk continue aanwezig, tenminste de dreiging. Dat heeft er ook voor gezorgd dat we onze planning initieel hebben aangepast. We zouden namelijk eerst Noord Macedonië, Bulgarije doen en daarna Turkije om via Griekenland terug te rijden naar een mogelijke Ferry. Maar vanwege de verwachte regen die nu blijkbaar niet gevallen is hebben we alles omgegooid. De plek is rustig en we blijven hier een paar nachten, haast hebben we niet en deze woorden moeten ook geschreven worden. Tevens hebben we bedacht dat we goed voorbereid naar Turkije willen vertrekken, en dat betekent veel inlezen. Iets wat we voor N. Macedonië al gedaan hadden. De dagen erna rijden we via Kavala, Xanthi en het kleine in de wetland liggende Fanari alsmaar meer oostelijker om de laatste dagen voordat we de grens overgaan naar een nieuw continent een beetje blijven plakken in een klein baaitje net buiten Alexandroupolis, op zo’n uurtje van de Turkse grens. Maandag de 9de vertrekken we naar Azië, hoe vreemd dat ook klinkt, we zijn inmiddels, met onze oude uit 1985 camper, op Afrika en natuurlijk uitvoerig rond Europa geweest en nu komt daar een klein stukje Azië bij. Het blijft bijzonder waar we allemaal naar toe rijden. De route ernaartoe is soms hobbelig, onbekend maar niet te min bijzonder.
0 Opmerkingen
|
AuteurJoris is geboren in Haaksbergen en is op 22 jarige leeftijd richting Arnhem getrokken om dichterbij zijn toemalige vriendin Renée te wonen, zij komt uit Driel een Betuws plaatsje aan de Rijn, nabij de bekende sluizen. De kalverliefde bloeide verder en ze zijn 2016 getrouwd. Het reizen zit er eigenlijk al vanaf moment één in. Tijdens een all-inclusieve vakantie in Turkije verveeld het strand en huren ze de meest afgeragde Suzuki Jeep. Trekken elke dag het binnenland in en zijn ze verkocht. Het jaar daarna gaan ze backpacken, voor de eerste keer voor een maand naar Thailand, elk jaar erna trekken ze er een maand op uit, telkens een nieuw land, nieuwe indrukken en stempels in de paspoorten. |