11 december - 30 december
Flink toeterend rijden we het pad af, het voelt bijna vreemd hier weg te rijden. De familie heeft ons zo goed opgevangen. We zijn weg gereden met een traan en een lach. Marina wilde ons niet eens zien wegrijden want, ze zei “dan ga ik huilen”. Het laatste stukje van het pad, door de poort en rechts af, richting de zee. Om vervolgens de weg op te rijden die we de afgelopen weken vaker hadden gereden richting Scicli. Het doel van ons was nu om zo veel mogelijk te zien van Sicilië en ook nog wat over te houden om de dikke week met Amy een geweldige tijd te hebben. We hadden verschrikkelijk veel tips gekregen van onze vrienden in Scicli en een paar daarvan gaan we bezoeken. Voornamelijk de tips van Giovanni, Roberto en Luca staan de eerste dagen op de planning. We hadden voor ons zelf besloten dat we heel graag de Vallei van de Tempels wilde bekijken en deze plek lag op zo’n 2,5 uur rijden van Dimore del Valentino. De weg leidt ons 2 uur langs de kust. De weg die al alle tekenen bevat van een tolweg is nu nog gratis. Eenmaal aangekomen vlakbij het plaatsje zoeken we de camperplaats waar je betaald legaal mag staan met de camper want, zoals wel vaker rondom dit soort plekken worden campers een beetje geschuwd. Doeska mag natuurlijk mee, zo knikt de kaartjes verkoper en na het betalen van de 10 euro entree per persoon, lopen we met z’n drieën het bijna verlaten terrein op. Via een mooi pad waar de eerste gebouwen uit de oudheid direct aan de rechter kant staan, worden we iets naar boven geleid, links is een enorme, ruïne van één van de Griekse tempels die hier heuvelopwaarts op de kam van de heuvel zijn gebouwd. Elk met zo’n 500 meter ertussen. Iets verderop tussen het gras en de gele bloemetjes staan de overblijfselen van de tempel van Ercoli, de kolommen staan nog vier overeind, alleen het kenmerkende dak mist nog. De grote rotsblokken wat inmiddels honderden jaren geleden het gebouw zijn status gaf liggen nu een beetje verloren op de grond. Op het hele terrein lopen denk ik in het totaal 20 toeristen inclusief ons. Dat geeft je ruimte om het rustig te bekijken, we lopen verder. Het best bewaard en de veruit grootste tempel is Tempel della Concordia. Deze tempel doet ons erg denken aan de Parthenon van het Acropolis in Griekenland. Kleiner, gemaakt van geel zand maar de vorm is gelijk. We struinen rond, de velden staan in bloei, de zon schijnt heerlijk en het lijkt net lente in Nederland maar dan is het december in Sicilië. De weg naar de tempel van Hera wordt aan de rechterkant gemarkeerd met een muur. De oude vestigingsmuur heeft twee taken gehad. Aan de ene kant was het een afrastering en bescherming en aan de andere kant werden de gesneuvelde soldaten hierin begraven. Nu zijn de oude graven leeg en zijn de oude tombes grote gaten in de muur. Voor de muur is voor elk van de lichamen een olijfboom geplant. Als een soort eer betoon. De weg naar de tempel van Hera is wat minder makkelijk begaanbaar en via een omweg zodat ook Does lekker mee kan drentelen staan we iets later op het hoogste punt, je kijkt over het hele landschap tot aan de kust, de zee is kalm en er hangt een soort dun laagje mist over het lage gedeelte van het landschap. Iets later zitten we in de camper, vol van deze tempels. We hebben de tijd genomen want, bij het Arcopolis zijn we toch te snel vertrokken en dit maakte het voor ons compleet. Het stadje wat dichtbij ligt is Sciacca. Vlakbij is een locatie die we direct vinden en via een steile weg die langs een camping loopt is een modderig pad die leidt naar een klein aan de kust parkeerplaatsje. De plek is leeg en parkeren de camper in een hoek, zoveel mogelijk uit het zicht van de aanrij route. De zon gaat bijna onder en nog voordat we het avondeten op tafel hebben hebben we alle cadeautjes van de familie Allibrio uitgepakt. Het is een tafel vol en snoepen al snel van de lekkere koekjes, de heerlijke wijnen uit de regio bewaren we voor een later tijdsstop Een uurtje later parkeert de eerste auto en laad al snel zijn visspullen uit. Het blijkt dan ook een bekende visplek te zijn, waardoor er uiteindelijk 5 vissers met elk minimaal 5 hengels langs de kust staan. In de nacht zie je alleen de reflecterende toppen van de hengels en de brandende sigaretten van de vissers zo donker is het. De volgende dag terwijl we onze slaap uit hebben zien we één van de vissers klooien met zijn portier. Enkele uren later probeert hij weer wat om uiteindelijk op het einde van de dag behoorlijk gefrustreerd met een schroevendraaier zijn portier open te wrikken. Het lukt hem niet, de sleutels liggen nog in de auto en hij kan blijkbaar ook niemand bellen. Ik probeer te helpen en ondanks de enorme taalbarrière wisselen we pogingen onderling af. Zijn vismaat heeft het al opgegeven en staat vanaf een afstandje te kijken. Uiteindelijk na zo’n uur van proberen is de oplossing nabij, ik knip een stuk dik staaldraad van een nabij hek af en duw deze door het deurportier terwijl hij zoveel mogelijk de deur open wrikt met een schroevendraaier. Het staaldraad is stevig en we proberen zo de klink van de deur te pakken, na eindeloze pogingen waar het staaldraad bij mij en hem er elke keer afspringt lukt het eindelijk en is de jongen ondanks dat zijn portier aan de binnenzijde behoorlijk beschadigd is, het metaal dat wel, verschrikkelijk blij met het terug hebben van zijn auto. Hij is zo blij dat hij erop staat dat we zijn halve barbecue met vlees want, ondanks de vele hengels is er nog geen vis gevangen, opeten. Duwt mij koude koffie in de hand en Renée een mandarijn. Heerlijk! We gaan uiteindelijk naar de camper, op zo’n moment baal je toch wel dat je taal niet spreekt, maar goed, goede daad verricht en de buik rond. De volgende dag rijden we naar Sciacca. Via een kleine omweg om op de witte kliffen te staan waar we de voorgaande dagen tegenaan hebben gekeken. De kliffen doen je nog het meest denken aan de White Cliffs van Engeland of in het noorden van Frankrijk. Sciacca is dichtbij en naast water moeten we nodig tanken want, de dieseltank is bijna leeg en ondanks dat we wel wat gewend zijn qua rijden schiet dat er toch soms een beetje bij in, daarbij heb je op Sicilië soms een overvloed aan tankstations én soms is het echt zoeken. Wat ook niet echt meewerkt is het feit, en dit is puur psychologisch, dat de diesel erg duur is in Italië en zo probeer je soms de laatste kilometers uit de tank te persen, wat dan ook weer niet echt slim is. We rijden deze door Luca aangeraden stad in, we parkeren vlakbij de haven en het stinkt er verschrikkelijk naar vis. De zee die er vlak voor ligt is vlak en turquoise. Via een weggetje vol met toeterende auto’s lopen we naar boven en slenteren door de straatjes, het stadje is op een heuvel gebouwd en kijkt uit over de baai die het meest doet denken aan de baai van Napoli. Het stadje is oud, op elke hoek is een oud pandje maar echt bijzonder voelt het niet aan. We eten natuurlijk weer een Italiaans ijsje en lopen naar één van de mooiste uitzichten van de stad, een trap met natuurlijke curves brengt je weer terug naar zeeniveau en ook weer terug naar de stinkhaven waar Otto staat. We rijden verder en gaan na een idioot lange zoektocht naar een tankstation een stukje binnenland in. De wegen richting Mazzara del Vallo brengen je als je af wijkt van de hoofdweg langs landbouw grond, groene heuvels, soms wat slechte wegen maar voornamelijk langs lege wegen, heel veel groen en nog meer schapen. De herders zijn er maar druk mee. Waar de gemiddelde herder in de Balkan de velden gebruikt om zich te bewegen door het land wordt hier gewoon de weg gebruikt en hierdoor heb je soms een schaapachtige file. Het tafereel gaat gepaard met enorm veel geblaat van de wollige beestjes, een blaf hier en daar van de herdershonden en soms het getoeter van de onrustige mede wegbestuurders. We blijven op zoek naar de ideale plek. De locaties hier zijn soms vervuild, vol met straathonden of zo schuin dan iedere poging van recht zetten van de camper in mineur eindigt. Uiteindelijk rijden we zo’n 2 uur rond, puur om een plek te vinden. We vinden een plek bij de kust en nadat we een behoorlijk slecht zandpad hebben afgereden parkeren we Otto, deze baai staat voornamelijk bekend om het kitesurfen, één van de geliefde sporten op dit eiland en ook de sport van Leo, de broer van Stefania. We blijven hier twee nachten staan, de wind is rustig en we hebben elke avond een spectaculaire zonsondergang die in het verlengde van de camper ondergaat. De lucht kleurt elke avond oranje en markeert het einde van wederom een zonnige dag in december. Hierna rijden we naar Mazarra del Vallo, het pad is de afgelopen dagen verbetert door werklui en de rit is hierdoor het eerste stuk een stukje makkelijker. Het is maar een half uur rijden en we zijn bij het plaatsje waar een bekende van ons uit Griekenland ook is geweest. Zijn review over de parkeerlocatie is niet zo hoopgevend maar alsnog rijden we naar de grote parkeerplaats bij de haven. We lopen het stadje in dat hier en daar tekenen heeft van de moorse invloeden, maar er is ook een klein oud kerkje met Griekse invloeden en naast de schone straten loop je voornamelijk door kleine witte gangetjes met op elke muur schilderingen en kunstzinnige tegelwerken. Het stadje is dan ook bekend vanwege de kleine vissershaven en de kunst op elke hoek van de straat. We bewonderen het stille stadje tijdens de siësta en het lijkt dan ook net of iedereen de straten heeft verlaten. Het is een leuke stad, maar na 2 uur hebben we het gros wel gezien en lopen we uiteindelijk met een groep kerstmannen die geld aan het inzamelen is tegen de prijs van wat lekkernijen terug naar de camper. Eenmaal in de camper zitten we een beetje te dim dammen wat we gaan doen. We hebben nog iets meer dan 10 dagen voordat Amy komt en als we naast de tips van Roberto ook nog naar het bergstadje wat Giovanni heeft aangeraden willen, betekent dat we misschien wel de hele west kust moeten overslaan. Toch besluiten we na alle routes te hebben bekeken terug te rijden naar Caltabellotta. Dat betekent dat we helemaal terug moeten naar Sciacca en vandaar uit het binnenland in moeten steken. De route vanaf de hoofdweg gaat over bochtige wegen die op de heenweg alleen maar omhoog gaat, de ruwe bergtoppen stekken af tussen de groene velden. We voelen ook dat de temperatuur met elke meter die we stijgen zakken. Achter een gebouw in aanbouw vinden we snel een plekje en “bouwen de boel snel dicht” de raamreflectoren die we hebben houden de warmte enigszins binnen en de kou buiten. De kachel zetten we ook op standje hoog al zijn we zuinig met het gas en schakelen we die uit en aan aan zodra het op temperatuur is. Het wordt donker en vanaf een heuvel vlakbij is het stadje fantastisch uitgelicht. Terwijl we in onze joggingbroek een film aan het kijken zijn met de sloffen aan en de warme chocolade melk dampend naast de laptop staat wordt er op de camper geklopt en horen we een motor draaien. Ik stap uit met mijn jas aan. De carabinieri heeft deze plek ook gevonden en wil graag onze papieren inzien. Na een uitvoerige controle want ik hoor één van de wetshandhavers onze namen en de gegevens van Otto verifiëren via het politiesysteem, krijg ik alles terug en zegt de beste man die het ook zichtbaar koud heeft “its is Okay”, ik antwoord “ofcourse”. Ze wensen ons een prettige nacht en ik kruip snel de camper in. Die nacht wordt het bitter koud in de camper en zakt de temperatuur tot 4 graden. Doeska heeft het voornamelijk koud en die nemen we dan ook bij ons in bed al betekent dat dat we niet slapen want, de zorg dat het zwarte schatje uit bed valt is een zorg die je dan wakker houdt. In de ochtend is het heel koud, een gure wind waait. De lucht is wel blauw maar de kachel gaat snel aan. Iets opgewarmd starten we Otto en rijden we naar een ander hoog punt om deze stad vanaf het klooster te bekijken die in de bergwand is gebouwd. Dit oude gebouw wat volledig aan een renovatie onderhevig is, is statig en lijkt half verscholen te zitten in de ruwe door de wind gevormde rotsen. We lopen het dorpje in, de straten zijn verlaten, aan de andere kant van het stadje is een kerkje, wat oude gebouwen en een wonderlijk uitzichtpunt. Een aantal rotsblokken zijn zo gesleten dat het je doet gissen wanneer ze naar beneden vallen zo topzwaar zijn ze. Ondertussen komt Renée met Doeska aanrennen want zij hebben het kerkje van de andere kant bekeken, Doeska is zichzelf eerder aan het warm lopen want, het blijft koud hier hoog in de bergen. We lopen verder, er is één hoge piek die te beklimmen is via een steile trap. Renée is brak van de koude nacht en Does kan hoe dan ook niet mee de trap op. Ik ga alleen, de trap is steil, slecht bijgehouden en glad. De treden die zijn gehakt in de rotsen zijn vochtig van de nacht dauw. Halverweg denk ik nog, “ik word oud” maar bedenk mij ook “het was de brakke nacht”. Eenmaal boven is het uitzicht vertroebelt door de wolken op de horizon. We hadden namelijk gelezen dat als het helder is je vanaf hier de Etna kan zien en dat is een heel eind richting het oosten. We lopen langzaam het stadje uit en zetten de weg in naar beneden, daar waar het warmer is. Vlakbij het strand is een plekje om te overnachten, een barretje dat nu dicht is heeft een leuk zelf gemaakt terrasje vlakbij een kiezelstrand dat nu overspoeld is met zeegras. Het is er rustig maar al snel komen we er achter dat dit een heel populaire plek is voor de welbekende Italiaanse cruisers. De auto’s rijden hier letterlijk af en aan. En ondanks we een Nederlandse nummerplaat hebben kijkt elke bestuurder, voornamelijk mannen naar binnen of er gegadigden in de camper zitten. De auto’s hebben ook signalen zo lijkt het en doen een knipperlicht aan, signaleren met de koplampen naar elkaar of gaan op een heuvel staan met het knipperlicht aan. Dit gaat maar door tot dat het schemer wordt. Die avond wordt het pas echt druk en staan de auto’s buiten ons zicht rij aan rij verderop de grote stoffige parkeerplaats. We blijven hier drie nachten maar dat eist ook zijn tol. De nachten zijn hier zo onrustig dat we bijna geen oog dichtdoen en ook Doeska heeft sinds Griekenland moeite om ’s nachts in de camper haar rust te vinden. We trappen hem weer aan zo gezegd en rijden naar Poggioreale Antica. Een spookstadje die door Roberto is aangeraden. Via dezelfde weg als die we eerder gereden hebben schieten we bij Mazarra del Vallo het binnenland weer in. Via bochtige wegen komen we uiteindelijk uit Poggioreale. Een keurig stadje, rustig dat wel, maar om dit nu een spookstad te noemen. We rijden een beetje vol verbazing rond. Uiteindelijk zijn we spreekwoordelijk “the dots aan het connecten” Er is een bepaalde periode waar er heel veel aardbevingen zijn geweest op Sicilië en waneer het grootste deel van de stadjes in de bergen naar de vallei zijn verhuisd. Dit is tweemaal gebeurd, in de 17de eeuw en in de jaren zestig van de 20ste eeuw. Zo ook bijvoorbeeld Scicli, dit was eerder een stadje gebouwd hoog in de heuvels. Beredeneerd kozen we zo een richting daar waar de bergen waren. Al snel verschenen er meerdere huizen die volledig verlaten waren. Dat is op zich in dit land niet zo bijzonder maar de hoeveelheid viel gewoon op. We volgen de slechte weg zonder ook maar één herkenningspunt of we op de goede weg zitten. Iets verder op de heuvel worden de contouren van een klein oud plaatsje zichtbaar. Er staat een hek voor de ingang, een informatiebord met foto’s en wat verlaten en kapotte dixies. We maken wat foto’s en rijden verder om het dorpje heen. Het Italiaanse probleem is ook hier weer zichtbaar, soms liggen er gewoon hele aanhanger ladingen vol afval gedumpt aan de kant van de weg. Iets verderop kijken we op het verlaten en half ingestorte dorpje neer. In tegenstelling tot de entree van het dorpje staan hier geen hekwerken en kun je via een overgroeit pad zo het dorpje inlopen. Volledige straten liggen in puin, huizen zijn half ingestort met sommigen nog steeds wat meubilair in de woonkamer. Een oude kerk is op het dak na nog volledig in tact en de fresco’s zijn nog goed te zien. Iets verderop kijk je zo het voor toeristen en toeschouwers gedeelte in, er is namelijk een deel vrij gemaakt om rond te lopen. Daar zie ik in één keer mensen met veiligheidshelmen rond lopen en een reddingshond opdrachten uitvoeren. Er is dus een training aan de gang en waar beter dan dit dorpje. Een realistischere plek kun je bijna niet bedenken. Ik word gezien en de man wijst mij naar zijn helm. Ik druip af en vertel Renée dat we misschien maar niet beter niet meer naar binnen kunnen gaan. We rijden verder en in tegenstelling tot de poort aan de noordzijde is de zuidzijde gewoon open. We parkeren Otto en lopen de straten door, de training is in volle gang. Wij lopen rustig rond, maken wat foto’s en bewonderen de details van sommige van de oude ingestorte woningen. De politie die op de been is en de reddingbrigade vindt alles best. Na wat straten door te zijn gelopen rijden we verder. Op zoek naar Cretti di Burri. Dit kunstobject ligt hier dichtbij en toont een stadje wat hier vlakbij ligt. Het stadje is door dezelfde aardbeving als die van Poggioreale volledig met de grond gelijk gemaakt. Inmiddels trouwens helemaal hersteld, maar een kunstenaar is in de jaren ’80 gestart met een project wat zijn naam “Burri” dus draagt. Een gebrek aan geld heeft hem het project doen stoppen in de jaren ’90. Inmiddels met Europees geld is het afgemaakt en leggen ze de laatste hand eraan. Via een grote omweg vanwege slechte wegen, modderpaden en gewoon niet meer bestaande wegen, al zegt de navigatie van wel, komen we aan. Grote witte blokken beton afgewisseld met grijze (de originele blokken) laten zien hoe groot of eigenlijk hoe klein het dorpje was. De ruimtes tussen de blokken beelden de oude straatjes uit. Het ligt glooiend op een heuvel net als het verwoeste dorpje. Het is een abstract beeld, zo midden in de groene heuvels een betonen straten patroon. De betonnen vormen die blokken huizen moeten voorstellen zijn ongeveer één meter vijftig hoog. Het is indrukwekkend, voornamelijk als je bedenkt dat dit een dorpje was. Er omheen, ondanks dat de EU dit sponsort, gaat het leven gewoon door. De herders hebben ook hier hun weg gevonden en de schapen lopen vlak langs het kunstobject in de bergen. De twee locaties zijn heel indrukwekkend en geven je een goed idee van wat een enorme aardbeving kan aandoen. We rijden iets noordelijk tot aan Alcamo en overnachten aan de kust. Het waait hevig en besluiten de volgende dag iets verder te rijden. Vlakbij San Vito Lo Capo zetten we de bus neer, het idee is dat we hier een paar dagen blijven. Het blijft fris en de wind steekt ook hier op. Die nacht worden we weer heen en weer geschud in de camper. We checken het weer en zien dat in het zuiden van Sicilië het weer beduidend beter is dan het noorden. Dus we zetten de weg naar het zuiden in, ook omdat we graag een fijne plek wilde hebben voor de kerstdagen. Op de weg naar het zuiden ligt Trapani en alsof we het soms zo plannen komen we ook hier weer aan tijdens de siësta wat zoveel betekent als een verlaten stad, de straten zijn leeg, de winkels zijn dicht en op de enkele bar waar dan weer de enkeling espresso staat te drinken is er weinig te beleven. De stad zelf is heel indrukwekkend, misschien wel omdat we er niet veel van hadden verwacht en ook dat we heel veel armoede hadden verwacht van de stad die voornamelijk bekend is geworden door de grote groepen vluchtelingen die hier vaak met armetierige bootjes aankomen. Wij zien hier trouwens niets van, ook al zijn we bij de haven geparkeerd, niets wijst op groepen vluchtelingen die hier aan zouden komen. Niet te min lopen we de stad in, grote straten die misschien wel het meest doen denken aan de straten van Rome, maar dan zonder de auto’s, het centrum is namelijk volledig autovrij. De barokke bouwstijl van de vele statige gebouwen wordt versierd met ornamenten voornamelijk in de hoofdstraat, de zijstraten zijn soms een beetje groezelig alla Napoli maar ook dat heeft hier in de stilte van de dag ook wel weer z’n charme. Iets verderop doen we boodschappen bij een grote Lidl om vervolgens naar de plek van de nacht te rijden. De wind is ongelooflijk sterk te noemen en komt volgens onze app ook regelmatig uit boven de 40 km per uur. De windstoten maken het bijna angstig om in de camper rond te rijden en parkeren Otto uiteindelijk achter een grote oude toren in een klein plaatsje, we zitten er een beetje beschut, maar ook hier komt de wind bijna letterlijk de hoek omkijken. Toch hebben we een goede nacht, eindelijk, mag wel gezegd worden. Die ochtend bedenken we wat we gaan doen. De route en de dagen zijn bepalend maar ook het weer is veelzeggend voor ons. Zeker tijdens de kerstdagen is het fijn op een ontspannen plek te staan. We hebben de kasten en watertank inmiddels vol, er was namelijk een plaatselijk waterpuntje bij de haven en zijn zo klaar om naar een leuke plek te reizen. Het plaatsje Erice is dichtbij en is eigenlijk een must als je in de buurt bent. Dus we zetten de weg in om dat eerst te doen en hierna te beslissen wat we gaan doen, ook hopen we dat het weer noordelijk iets gaat veranderen omdat het logischer zou zijn terug richting Alcamo te rijden in plaats van wederom naar het zuiden. Erice is een klein bergdorpje wat uitkijkt op de baai waar we zojuist de nacht hadden doorgebracht en uitkijkt over een aantal vissersdorpjes en daarna Trapani. Via een lange steile en bochtige weg komen we aan, dit dorpje werd ons trouwens aanbevolen door een aantal Nederlanders die ons al enige tijd volgen, een ander gaf aan dat het misschien een weg was die Otto niet kon nemen, maar dan kennen ze deze camper nog niet. We parkeren Otto op een parkeerplaats vlakbij de oude middeleeuwse stadsmuur. Na een hapje in de camper lopen we de oude brede trap omhoog, tot dat we helemaal in het centrum zijn van het piepkleine dorpje. De kerstmuziek, de Italiaanse variant schelt door de speakers die de locale overheid heeft opgehangen, enkele houten verkooppuntjes met glühwein en versnaperingen staan er doelloos en verlaten bij. Het dorpje is schoon, de straten zijn allemaal goed aangegeven en je kunt er als je wilt verschillende routes lopen. Wij proberen er één te volgen maar raken zoals wel vaker afgeleid door wat er in een zijstraatje te zien is en lopen zo weer een gedeelte van een andere route. Ook hier is weer niemand. We lopen de straatjes door en genieten van de oude pittoreske huisjes en smalle steegjes. Aan één zijde van het stadje is een groot kasteel gebouwd op wat lijkt dunne laagjes steen die weer heel veel overeenkomsten hebben met de rotsformaties die we in het zuiden van Spanje met Lucas en Sam hebben gezien “El Torcal”. Het kasteel zelf is aan de buitenzijde gerestaureerd en lijkt bijna te hangen op de rotsen, de afgrond naar onderen is enorm diep. Het binnenste van het kasteel is te bekijken voor één euro. Binnenin is behalve een wonderlijk uitzicht op nog meer middeleeuwse gebouwen die ogenschijnlijk op de rotsen zijn gelijmd, niets meer te zien. Het doet een beetje verlaten aan rond deze tijd van het jaar. Erice is een aanrader en zal in de zomer zeker vol lopen met toeristen. Ons advies is kom niet tijdens de siësta, want dan is ook dit dorpje verlaten en uitgestorven. We checken het weer, er zijn helaas geen veranderingen en het blijkt dat het weer iets voorbij Marsala redelijk goed zal zijn. We rijden naar beneden, de lange bochtige weg weer af en voorbij Trapani en zoeken de eerste beste plek om de nacht door te brengen. Onderweg pakken we nog na veel zoeken een douche mee bij een locatie die zichzelf een camping noemt maar die stempel absoluut niet mag dragen. De douchehokjes gemaakt van multiplex zijn voor zien van douchekoppen en de douche zelf is letterlijk 5 minuten warm. Toch enigszins fris zitten we weer in de camper. Hier vlakbij ligt Marsala en de bekende zoutvelden. Wij parkeren een beetje per toeval op de desbetreffende toeristen parkeerplaats en worden getrakteerd op een mooie zonsondergang waar de zoutmolens een mooi contrast bieden tegen de gele lucht. De dag erna rijden we weer verder naar de plaats waar we 5 dagen overnachten. Een rustige baai die alleen te bereiken is via een bar slechte weg maar ons veel privacy biedt en weg is van alle cruisers die het land rijk is. Voor de kerstdagen hebben de kasten vol en een aantal lekkere gerechten bedacht, waaronder een bbqtje buiten met een mooi uitzicht, een beetje traditioneel gerecht en panpizza’s. De dagen worden gevuld met uitslapen, eten en berichtjes sturen naar familie en vrienden. Op eerste kerstdag besluit ik dat ik wat afval ga opruimen als soort van een goede daad. Op 26 december rijden we terug naar het noorden. De rit is langer dan gedacht en leidt ons o.a. vlak langs Mazarra del Vallo, Poggioreale en ergens in de verte zien we zelf de contouren van Cretti di Burri. We komen met schemer aan op de parkeerplaats waar we eerder hebben gestaan vlakbij Alcamo. De wind is opkomen zetten en het weerbeeld is hier volledig anders dan we de afgelopen dagen in het zuiden. Naast de enorme windstoten is er een constante sterke wind van 50 kilometer per uur. De camper schud niet alleen hij lijkt bijna schuin te staan door de druk van de sterke wind. Laat in de avond besluiten we weg te rijden, richting Palermo om beschutting te vinden. We kiezen een aantal plekken uit in de app en rijden ze allemaal af. Een van de wegen die de navigatie uitkiest is volledig absurd, een zandpad die ons in het donker een smal pad inleidt. We weten maar met moeite weer terug omhoog te komen en kiezen uiteindelijk zelf een weg. De snelweg is gelukkig nabij en slaan bij de eerste de beste supermarkt af. We vragen hier of we mogen overnachten maar dat is niet toegestaan dus rijden we naar een winkelcentrum, een groot gebouw wat ons tenminste van de wind beschermt. De dag erna rijden we naar Palermo, de was moest nodig gedaan worden en deze stad had een aantal opties maar alle op de laatste na geen parkeerplaatsen. Bij de laatste locatie kunnen we parkeren in een smalle straat midden in een woonwijk. De was wordt voor ons gedaan en vanwege de siësta duurt het uren voordat die klaar is. Hierna rijden we niet al te ver de stad uit want, Amy onze vriendin uit Engeland komt de 30ste aan in Palermo en met haar zouden we de rest van Sicilië gaan bezoeken. Een winkelcentrum midden in de stad met een grote parkeerplaats biedt mogelijkheden en we verblijven hier op een achterterrein uit het bereik van de nog steeds hevige wind. Die twee dagen mochten van ons snel voorbij gaan. Het winkelcentrum geeft ons wel de mogelijkheid beide een paar bergschoenen te kopen want, het doel was dat we met Amy de Etna zouden beklimmen en met onze sportschoentjes in de sneeuw zou dat van te voren geen geslaagde missie worden. Allebei een paar schoenen rijker, natuurlijk wel de goedkoopste, rijden we een uurtje voordat Amy aan zou komen richting het vliegveld. De weg naar het vliegveld toe is een snelweg en hier staan al rijen auto’s langs de kant van de weg geparkeerd om maar onder de kosten van de betaalde parkeerplaats uit te komen. Dit zou toch in Nederland op z’n minst niet kunnen. Wij vinden een plekje 100 meter van de gate, voor de poort van het aangrenzende militaire vliegveld. We krijgen al snel een appje dat ze vertraging heeft en terwijl wij al bij het vliegveld in Palermo staan, moet zij nog vertrekken vanaf Heathrow. We kijken een film met één van de favoriete acteurs van onze met vertraging zijnde reislustige vriendin genaamd Johnny Depp. Bedankt voor het lezen. Het bijbehorende filmpje vindt je hier : SEE SICILY Het volgende verslag gaat over de dagen met Amy, een bekend weerzien en de Etna. |
Joris en RenéeReizen zit in ons bloed. Lees met ons mee. Wij schrijven over onze reizen, ons vrijwilligerswerk en onze ervaringen. Archieven
April 2018
Categorieën |